Een 26-daagse rondreis met ‘eigen vervoer’
naar Singapore, Java, Sulawesi en Bali
SINGAPORE
Maandag 11 juli / dinsdag 12 juli
Na twee jaar is het voor ons, Yvonne en Sjef, weer zo ver. Opnieuw maken we een reis naar Indonesië. Ditmaal zijn onze vrienden Arita en Marcel onze reisgenoten. Zij gaan voor het eerst naar Indonesië en naar de tropen. Voor Yvonne en Sjef zal het weerzien met Indonesië natuurlijk wat minder spannend zijn. Maar we gaan veel nieuwe dingen zien en nieuwe ervaringen opdoen. De verwachtingen van allen zijn dus hoog gespannen. Net als twee jaar geleden reizen we met Riksja, de huidige werkgever van onze dochter Linda. Dat is toen goed bevallen en ongetwijfeld zal dat nu weer het geval zijn.
Vrijwel op tijd – om 11.30u op maandagmorgen 11 juli – vertrekt onze Boeing 777 van Singapore Airlines van Schiphol naar Singapore. De beroemde ‘Singapore Girls’ (de stewardessen) zien er in hun sarongs schitterend uit en zo komen we alvast een beetje in de Verre Oosten-stemming. De vlucht verloopt prima – slechts af en toe wat turbulentie – en op het geplande tijdstip, dinsdag 12 juli 05.45u lokale tijd (het tijdverschil met Nederland is zes uur), landen we in het nog donkere Singapore, Changi Airport. De twaalf uur en nog wat minuten vliegen zijn letterlijk omgevlogen!
Op de qua architectuur prachtige luchthaven worden we opgehaald door een chauffeur met een voor ons (Sjef en Yvonne) vertrouwd busje. De aanduiding op zijn bordje is echter heel bijzonder: “Josephus Wilhelmus”. Daar is er hier echt maar één van!
Dan volgt de rit door een in aanvang nog duister Singapore. We volgen de kustlijn en zien de lampjes van talloze schepen die op de rede van Singapore voor anker liggen. Inderdaad: Singapore is een belangrijke haven! Buiten regent het (!), net als twee jaar geleden in Kuala Lumpur. Het wordt tijdens de rit naar ons eerste hotel snel licht … dat heb je hier in de tropen; langdurige schemer is hier onbekend. We zien onder meer het reuzenrad van Singapore, de Singapore Flyer, en de skyline van de stad met haar vele wolkenkrabbers. Waarlijk een imposante entree in deze wereldstad!
Ons hotel – Albert Court Village Hotel – ziet er goed uit, alleen had men zó vroeg (07.30u) kennelijk nog niet op ons gerekend. Balen dus … en twee uur hangen op stoelen en banken in de lounge van het hotel. Dan komen, mede dankzij onze aanhoudende pressie, twee kamers beschikbaar.
Om 15.00u – na enige uren koele slaap – gaan we dan op pad in het voor ons nog onbekende Singapore. Eerst geld halen en een snelle lunch op een nabij terrasje. Het voelt warm aan (32˚C), maar zeker niet te heet.
We lopen de vlakbij het hotel liggende wijk Little India in en bezoeken de fraaie, hindoeïstische Sri Veeramakaliamman tempel, waar het een religieuze drukte van belang is. Een tópbezienswaardigheid van Singapore! Zoals gebruikelijk in tempels van deze denominatie veel, soms vreemde, beeldjes en wierook. En hier ook ‘live muziek’.
Na het bezoek aan deze eerste bezienswaardigheid wandelen we door Little India naar de aanpalende Arabische wijk Kampung Glam om daar de al even beroemde Sultan Mosque te bezoeken, opnieuw een tópbezienswaardigheid in deze in hoofdzaak toch westers aandoende stad. De moskee is formeel al gesloten, maar we weten toch binnen te dringen. Hier heel wat minder mensen en een rustiger sfeer dan in de tempel. Het is een mooie moskee in, het moet gezegd, een gezellige omgeving. We dineren ter plekke in een restaurant zonder alcohol. Prima eten voor niet teveel geld! En trouwens … alcohol blijkt erg duur te zijn in Singapore! Sowieso is Singapore geen goedkope stad; wél een schone stad!
Na het eten wandelen we in de donkere vroege avond – het is hier in de tropen vroeg donker! – naar ons hotel terug en drinken in het belendende Leo Café toch nog een biertje vóór het slapen gaan.
Woensdag 13 juli
Vandaag de hele dag ‘sight seeën’ in Singapore. Er rijdt hier een ‘hop on hop off’-toeristenbus (‘topless’!) door de stad, maar het wachten duurt lang en we kennen de route van de bus niet. Daarom toch maar een taxi genomen naar het beroemde koloniale Raffles Hotel, genoemd naar de uit Engeland afkomstige stichter van Singapore. Het witte hotel blijkt een heel schitterend complex te zijn met fraaie binnentuin en veel, luxe, winkeltjes. Opnieuw een geweldige attractie!
Via het Civilians War Memorial (Tweede Wereldoorlog) bereiken we de Padang, een enorm cricketveld midden in de koloniale wijk van Singapore. En ja hoor, er wordt ook echt gecricket in de warmte! Het doet Sjef en Yvonne denken aan Kuala Lumpur, want ook hier fraaie gebouwen aan de rand van de Padang: het koloniale gebouw van de cricketclub, de City Hall en het Supreme Court. En daarachter de wolkenkrabbers van het zakendistrict. Een zéér fraai panorama. Dat geldt trouwens ook voor de ‘klassieke foto’ van Singapore: de waterspuwende Merlion aan de rand van de Singapore River, de zee en het zakendistrict. De Merlion is een gigantisch beeld, half vis en half leeuw, en symboliseert aldus de eenheid tussen de ‘Leeuwenstad’ en de zee. Het is hier heel druk met fotograferende toeristen. Een paar jonge meisjes uit de stad Padang op Sumatra willen per se met Sjef op de foto! We zijn hier – net als twee jaar geleden – kennelijk een bezienswaardigheid.
Vervolgens wandelen we langs de oever van de Singapore River, na eerst deze rivier te zijn overgestoken over een oude, fotogenieke, loopbrug uit Schotland. Aan de overkant zien we fraaie pakhuizen uit de koloniale tijd, inmiddels omgebouwd tot – Chinese – restaurants. In Singapore zie je trouwens héél veel Chinezen en Indiërs. De blanken zijn hier echt in de minderheid!
Na een – te dure – Chinese maaltijd aan de rivieroever (wel mooi uitzicht natuurlijk!) lopen we tussen de imposante wolkenkrabbers door naar de vertrekplaats van de voornoemde toeristenbus. Voor zo’n € 13,- per persoon rijdt deze bus langs alle bezienswaardigheden van Singapore en dat in één uur. Omdat we even niet willen lopen in de warmte doen we dat dus.
Onderweg komen we ook door de bekendste winkelstraat van Singapore – Orchard Road – met vele supermoderne en ongetwijfeld ook superdure winkelcentra. Yvonne en Arita geven aan hier géén belangstelling voor te hebben. Dit gebrek aan belangstelling geldt ook de Singapore Flyer die je in airco-cabines ruim 160m omhoog tilt. We rijden ook nog langs Marina Bay Sands, drie wolkenkrabbers met hotels en een casino. De drie torens worden bovenop verbonden door een giga-daktuin met enorme overstekken. Héél indrukwekkend om te zien!
Met de toeristenbus rijden we naar Chinatown, waar we uitstappen om een bezoek te brengen aan de Chinese Thian Hock Keng tempel, een fraaie, uit 1839 daterende tempel; alwéér een topbezienswaardigheid. Zo’n Chinese tempel is minder ‘Efteling’ (met respect uiteraard) dan een hindoetempel.
Dan duiken we de Chinese wijk in, waar vooral Arita en Yvonne zich vermaken met bezoek aan de talloze toeristenwinkeltjes. Gezellig druk daar !
Met een ingehuurde taxi gaan we terug naar ons hotel – taxi’s zijn in Singapore niet duur. We sluiten deze interessante eerste volle dag in het Verre Oosten af met een heerlijke maaltijd bij Leo Café.
YOGYAKARTA
Donderdag 14 juli
Vandaag moeten we bijtijds op voor onze overtocht naar Indonesië; vanaf Singapore gelukkig geen verre reis meer; twee uur vliegen. Een praatgrage chauffeur brengt ons naar Changi Airport. Onderweg vernemen we dat de vele schepen die we opnieuw, maar nu met daglicht, zien liggen vooral ‘ghost-ships’ zijn. Ze varen niet, maar worden hier goedkoop ‘geparkeerd’. Hoezo dus, grote haven?
Op het vliegveld krijgen we een teleurstelling te verwerken. Ons vliegtuig naar Yogyakarta op Java blijkt maar liefst drie uur vertraging te hebben. De reden daarvoor vernemen we pas in het vliegtuig. De president van Indonesië Yudhoyono was/is in Yogya op bezoek en dat gaat gepaard met militaire ceremonieën op het plaatselijke vliegveld. En dan wordt daar gewoon het vliegverkeer enige uren stilgelegd. Moet je in Nederland om komen!
Na een prettige vlucht met ‘prijsvechter’ Air Asia Indonesië – ons goed bekend van onze eerste Indonesië-reis – komen we aan op het voor Sjef en Yvonne al bekende vliegveld van Yogyakarta. Alles is daar precies hetzelfde als twee jaar geleden. Zelfs het ‘pufapparaat’ (Mexicaanse griep!) staat er nog, maar wordt nu niet gebruikt. Marcel en Arita zijn natuurlijk verbaasd over de piepkleine ontvangsthal. En nog meer over de eerste rit in Indonesië, naar het Duta Garden Hotel, waar we ook tijdens onze eerste reis op Java verbleven. Opnieuw zien we de vele scooters in het chaotische verkeer en natuurlijk de rommelige aanblik van Indonesië, zeker vergeleken met Singapore.
In het hotel krijgen we twee kamers op de eerste verdieping met een gemeenschappelijke opgang. Heel goed! Het voelt tegelijkertijd vertrouwd en vreemd aan om hier na twee jaar weer terug te zijn. Sjef en Yvonne wijden het fraaie zwembad in. Lekker even afkoelen!
’s Avonds gaan we – Marcel en Arita met enige terughoudendheid – per becak naar het ons bekend Tempo Doeloe-restaurant van twee jaar terug. En ja hoor … de bejaardengamelan met zangeres: alles nog hetzelfde. Lekker gegeten opnieuw en per becak weer terug naar Duta Garden.
Vrijdag 15 juli
We zijn in een echt moslimland aangekomen en dat blijkt des ochtends om 04.30u, wanneer vanaf de zeer vele moskeeën hier de openbare gebedsoproep plaatsvindt. Je vraagt je af waarom elke moskee hieraan mee moet doen, want de gebedsoproep is vrij ver te horen en nu gaat alles door elkaar en dan ook nog electronisch versterkt. Het is een vreselijk lawaai en qua muzikaliteit is het ook al niet om aan te horen. Sjef kan zich niet voorstellen dat Allah dit mooi vindt! Netto resultaat voor ons: klaar wakker in de tropennacht! Hoezo selamat malam?
Om 09.00u worden we opgehaald door onze sopir (chauffeur) voor het ‘Borobudur-Prambanan’-programma. Maar eerst lekker ontbijten in relatieve koelte onder de pendopo van het hotel. Blijkt daar een oud-collega van Sjef uit de deelgemeente Feijenoord te zitten met zijn vrouw of vriendin! Een verrassende ontmoeting, zo ver van huis!
Aan de overkant van ons hotel, bij de oude opstelplaats van de becaks, blijkt een nieuw gebouw verrezen te zijn: een uitbreiding van Duta Garden met een zeer grote binnentuin en een groot zwembad. Het ziet er heel fraai uit.
Onze vriendelijke sopir blijkt tevens onze chauffeur voor de gehele week op Java te zijn. Hij rijdt een mooi discobusje met zonwerend glas. Niet verkeerd dus. Zijn talenkennis is helaas slecht, dus Sjef kan aan de slag met zijn zelf geleerde Bahasa Indonesia! Blijkt dat toch geen vergeefse moeite te zijn geweest.
Verder verloopt de dag vrijwel precies als twee jaar geleden, alleen de zilverfabriek slaan we over.
Onderweg naar de Borobudur zien we bij een rivierdal flinke schade, ontstaan door de uitbarsting van de nabije Merapi-vulkaan eind vorig jaar. Maar van omvangrijke schade overal in het gebied zien we eigenlijk niets. Op zich wel verrassend!
De Borobudur is opnieuw indrukwekkend en het is er opnieuw erg warm. We krijgen een gids die goed verstaanbaar Engels spreekt. Jammer genoeg zijn de drie stupa-terrassen afgesloten wegens noodzakelijk schoonmaakwerk in verband met de Merapi-eruptie. Opnieuw zijn er de vele, lang aandringende, verkopers van ‘rommel’, die bij ons maar gedeeltelijk succes hebben.
Na de Borobudur bezoeken we, net als twee jaar geleden, de kleine maar fijne tempel Candi Mendut met de grote Boeddhabeelden. Alleen Arita en Marcel gaan naar binnen.
Niet ver daar vandaan lunchen we heerlijk in een fraai pendopo-restaurant met leuke serveersters die hun best doen om zinnetjes Nederlands te spreken. Ze hebben het goed geleerd!
Dan maken we de bochtrijke tocht door het Javaanse binnenland naar de Prambanan-tempels. Marcel en Arita blijven zich maar verbazen over het drukke verkeer en over de passeerkunsten van onze en andere Indonesische chauffeurs. Het is net als twee jaar geleden: het ziet er niet uit, maar het gaat – kennelijk – altijd goed!
De Prambanan blijkt bij aankomst verder gerestaureerd te zijn. Alleen de grootste tempel, die van Shiva, de hindoegod van de Vernietiging van het kwaad, kan nog niet worden bezocht, maar de tempel is wel uit de steigers. Onder leiding van een redelijk Nederlands sprekende gids bezoeken we nu de twee andere hoofdtempels, die van de hindoegoden Brahma, de god van de Schepping, en Vishnu, de god van de Bescherming, met daarin de beelden van de betreffende goden. Beelden van méér dan 1000 jaar oud! De goddelijk stier Nandi, het vervoermiddel van Shiva, blijkt ook nog in zijn eigen tempeltje te staan. Opnieuw is alles weer zeer indrukwekkend.
Bij het verlaten van het complex vliegt een vleermuis tegen het hoofd van Sjef en de vleermuis blijft daardoor wat aangeslagen op de grond liggen. Nadat Marcel hem een vriendelijk duwtje heeft gegeven, vliegt de vleermuis gelukkig weer op.
Na een opfrisbeurt in ons hotel gaan we eten in een voor Sjef en Yvonne nog niet bekend ander zijstraatje, niet ver van het hotel. Geen becak dit keer, daarvoor is de afstand te gering, maar jalan kaki (wandelen). We komen terecht in een klein restaurantje onder Nederlandse leiding. Daar wagen Marcel, Arita en Yvonne zich aan een oer-Hollandse uitsmijter! Sjef blijft Indisch eten. We worden bediend door een leuk, vlot meisje dat in veel opzichten lijkt op Grace, de dochter van Sjefs collega Jane. En tenslotte worden we ook nog verrast door een live optreden van een bandje met Javaanse jongens. Heel leuk allemaal.
Zaterdag 16 juli
Opnieuw worden we om 04.30u gewekt door de islamitische gebedsoproepen, maar het lijkt minder erg dan gisteren. Of zijn we inmiddels al gewend?
Met onze sopir – Dani geheten – hebben we een dagprogramma afgesproken. ’s Ochtends het Kraton en vroeg in de middag Kota Gede, een wijk in Yogya met veel zilversmeedkunst; het beroemde Yogya-zilver.
Om 09.00u vertrekken we dus per auto (tot niet geringe opluchting van Marcel en Arita die het vervoer in de voor Europese maten krap bemeten becaks toch niet zo zien zitten) naar het beroemde Kraton, het paleis van de Sultan van Yogyakarta.
Een kort ritje slechts. Daar krijgen we een goed Nederlands sprekende vrouwelijke gids, wat verlegen, maar toch ook met humor. De nu 83-jarige mannelijke gids van twee jaar geleden loopt hier ook nog steeds rond en Sjef maakt een kort praatje met hem. Nog altijd een man met humor, want hij zegt dat onze (jonge) gids zijn dochter is, hetgeen wij betwijfelen. Het bezoek aan het Kraton is opnieuw leuk en interessant, want we (Sjef en Yvonne) horen ook nieuwe dingen over de sultan van Yogya. Alléén deze sultan heeft in het huidige Indonesië nog veel macht en aanzien. Hij is ook gouverneur van de provincie Yogyakarta, zeg maar een soort Commissaris van de Koningin.
Na afloop van ons bezoek stoppen we nog even bij het waterpaleis Taman Sari, alleen voor een foto, en gaan vervolgens naar een zilverfabriekje in Kota Gede. Ook Sjef en Yvonne zijn hier nog niet eerder geweest. We krijgen een interessante rondleiding en we hebben veel bewondering voor de gemaakte sieraden. Yvonne en Arita kunnen hun kooplust niet bedwingen. Yvonne koopt twee armbanden van Yogya-zilver.
Vervolgens bezoeken we een batik-winkel, waar een paar meisjes druk aan het batikken zijn. Interessant gezicht, maar het riekt wel. Ook hier krijgen we een (korte) uitleg. De meeste tijd besteden we aan het uitzoeken van enige batiks om mee naar huis te nemen. Mooi spul en uiteraard écht. Vier van de vijf uitgekozen batiks zijn van ‘meester Kabul’. Kwaliteit dus!
Dani zet ons na deze leuke bezoeken af bij een prima pendopo-restaurant, vlakbij het Kraton. Heerlijke lunch met live gamelan muziek.
Om 15.30u zet Dani ons af bij Duta Garden. Morgenochtend om 08.00u haalt hij ons weer op voor de lange rit naar Malang. De rest van de middag verblijven we aan de rand van en in het zwembad, waar we praten met andere Nederlandse reizigers.
’s Avonds eten we opnieuw in het nabije ‘Indisch-Nederlands’-restaurant Janur. Ook nu weer live muziek door dezelfde Javaanse jongens.
VIA SOLO NAAR MALANG
Zondag 17 juli
Vandaag een langdurige verplaatsing van Yogyakarta naar Malang. We zullen er uiteindelijk 11 uur mee bezig zijn! Een hele opgave dus.
Onderweg bezoeken we in de stad Surakarta – meestal Solo genoemd – het tweede paleis van Solo: de Keraton Mangkunegaran. Dat is het paleis van de ‘Koning’ van Surakarta, die eigenlijk ‘prins’ is en geen ‘sultan’, maar ‘adipati’ moet worden genoemd (‘adipati’ is een titel die ook in de Max Havelaar wordt genoemd). Wat hier ook van zij, de koning leeft nog – aldus onze Nederlands sprekende gids – heeft vier kinderen en heeft niet genoeg geld voor het onderhoud van het paleis. Daarom heeft de koning ook nog een baan in Jakarta: directeur van een handelsonderneming. ’t Blijft behelpen als koning in deze tijd.
De koning/adipati woont nog steeds in het paleis, dat het best bewaarde Kraton van Java schijnt te zijn. Opvallend is in ieder geval de reusachtige pendopo, voorzien van Italiaans marmeren vloer. Onze gids showt ons wat oude koninklijke spulletjes, waaronder diverse fraaie kuisheidsgordels: één voor de koning en drie voor zijn echtgenoten. De sleutels zijn te verkrijgen bij de partner. Verder is ook het gehele paleis prachtig.
Wat verder te zeggen over de reis van vandaag? Opvallend is sowieso het drukke verkeer over vrijwel de gehele route. Natuurlijk ook weer veel scooters. Ook vandaag gaat alles weer goed, maar soms is het wel even griezelen.
Opvallend is ook dat vrijwel de gehele route naar Malang door van uitgestrekte sawahs voorzien laagland gaat. Af en toe zien we in de verte bergen, maar dat is het dan ook. Pas zo’n 60 kilometer vóór Malang rijden we echt de hoge bergen in, maar dan is het helaas al bijna donker. De bergen zijn echter wel imposant met veel palmen, sawahs en snelstromende rivieren. Morgen zien we er zeker meer van. Java is dus voor een flink deel ‘plat’ met daarin verschillende, los van elkaar staande, bergmassieven; allemaal gunung api’s (vulkanen).
In de buurt van Solo – in het stadje Kartosuro – loopt ineens een piemelnaakte man rond op een druk kruispunt. Zeer opvallend natuurlijk en kennelijk laat men hier zo iemand ongemoeid.
Onze uitstekende sopir volgt een noordelijke route naar Malang over Ngawi en Caruban, waar we om 14.00u neerstrijken voor een lunch. Dan gaat het via Nganjuk naar Kediri. Tussen deze plaatsen opeens een heftig buitje, maar we hebben er gelukkig geen last van.
De bergen beginnen ruim na Pare en de rit wordt spoedig ‘duister’ en daardoor zeer spannend, ook al vanwege het gebrek aan straatverlichting. Wat is het ook hier druk en wat doen al die mensen eigenlijk hier? Maar ja, zoveel doorgaande routes zijn er hier op Java niet!
’s Avonds lekker gegeten in een museumrestaurant in het centrum van Malang, rumah makan (restaurant) Inggil. Veel foto’s uit de Nederlandse tijd en live muziek in een ook overigens leuk gebouw.
VAN MALANG NAAR BROMO
Maandag 18 juli
Ons hotel in Malang – Enny’s Guest House – wordt door ons als ‘matig’ beoordeeld. Tamelijk ongezellige kamers, al is de bediening vriendelijk en het ontbijt prima. Het hotel beschikt bij nader inzien ook over aardiger kamers, waaronder een soort van bruidssuite met veel bamboe en enige kamers voor families. Misschien hadden we slechts de verkeerde kamers! Sjef en Yvonne hebben twee mini cicaks in hun kamer gespot. Die verdwenen, zoals gebruikelijk, vanzelf.
’s Ochtends maken we een rondritje door het charmante Malang met zijn heerlijke temperaturen; we zitten hier immers wat hoger in het landschap! Wat zijn hier veel kapitale huizen te zien in lommerrijke lanen! Ook zo hier en daar koloniale architectuur en ‘Dutch bakery’s’. Natuurlijk kijken we ook even rond op de prachtige Pasar Bunga, de bloemenmarkt, en op de aanpalende Pasar Burung, de vogeltjesmarkt. Ook heel leuk om te zien!
Dan verlaten we de stad op weg naar de gunung api (vulkaan; letterlijk ‘vuurberg’) Bromo. Onderweg maken we een korte stop bij de Candi Singosari, naar het schijnt de mooiste tempel van de Singosari-dynastieën. De tempel dateert uit 1304 en staat ‘gewoon’ ergens in een woonwijkje.
Vervolgens staat een bezoek aan een theeplantage op het programma. Dani rijdt ons hoog de omringende bergen in naar de theeplantage annex theefabriek Wonosari uit de koloniale tijd. Het blijkt een schitterende plantage te zijn, waar de 100 jaar oude theeplanten tussen solitair geplaatste bomen staan. We krijgen een leuke rondleiding in het Engels van een jonge vrouwelijke werkneemster en drinken natuurlijk een kopje thee uit eigen huis. De temperatuur op deze hoogte is uiteraard ook aangenaam.
Weer terug op de warme ‘begane grond’ rijden we via Lawang en Pasuruan naar Sukapura. Onderweg een heerlijke lunch in een eenvoudige rumah makan met leergierig jong personeel.
De autorit duurt toch wat lang, want opschieten in Indonesië, dat is er ook hier niet bij. Ronduit spectaculair zijn de laatste kilometers van vandaag, ‘Mount Bromo’ op. Gelukkig is het nog niet helemaal donker, maar er zijn hier hoog in de bergen wel veel wolkensluiers, die af en toe het zicht benemen. Rijdend langs diepe ravijnen slingeren we ons omhoog naar Yoschi’s Hotel. Dat hotel, met leuke romantische kamers in aantrekkelijke ‘cottages’, ligt overigens niet direct aan de kraterrand. We dineren ’s avonds in het hotel en we zijn aangenaam verrast als de hemel opentrekt en een gigantische sterrenhemel zich aan ons openbaart. Dat belooft morgenochtend schitterende uitzichten!
BROMO
Dinsdag 19 juli
Om 03.00u (jawel!) gaat onze wekker af. We gaan de zonsopkomst vanaf ‘Mount Bromo’ meemaken. Een korte nachtrust ligt achter ons, mede vanwege muzikale geluidsoverlast vanuit een pand achter ons hotel. Het hele dorp heeft hier urenlang van mee kunnen genieten. Bij Sjef en Yvonne brengen de meegebrachte oordoppen gelukkig uitkomst.
Over geluidsoverlast gesproken … we passeren op onze tocht door Java wel meer desa’s en kampongs (grotere en kleinere dorpjes) waar toevallig een feest is; ‘weddings’, aldus Dani. Horen en zien vergaat je dan. Grappig (?) is ook dat op kleinere weggetjes met luide, versterkte, stem inzamelingen worden gehouden voor de lokale moskee. We zien dat in Nederland een pastoor of dominee al doen!
Om 03.00u krijgen we nog geen ontbijt en we gaan op nuchtere maag ons Bromo-avontuur beginnen! We nemen plaats in een jeep en maken een nachtelijke rit naar de kraterrand. Gedurende ongeveer een half uur passeren we tot onze verrassing nogal wat kampongs en desa’s, waar zelfs op dit zeer vroege tijdstip al veel mensen op straat zijn.
Halverwege de rit vraagt onze chauffeur naar welk uitzichtpunt we precies willen: het echte uitzichtpunt van de bekende foto’s of een ander fraai uitzichtpunt op de kraterrand, waar je beter van de zonsopgang kunt genieten? Weten wij veel!
We kiezen voor de zonsopgang en besparen ons aldus een nog heel steil stuk van de route.
Om 04.15u zijn we ter plekke en de chauffeur wijst ons het wandelpad langs de krater. De krater is prachtig verlicht door de volle maan. De Bromo is in feite één van drie kraters in een zeer omvangrijke krater van tien kilometer doorsnee. In het nachtelijk duister doemen heel duidelijk de silhouetten op van de rokende Bromo en de ernaast gelegen kegel die ook op een krater lijkt, maar dat niet is volgens een op de kraterrand lopende Indonesiër. De bodem van de grote krater is bedekt door een flinke laag grondmist. Soms hoor je er een jeep of scooter rijden. Vreemd gezicht vanaf boven, zo’n eenzaam lampje dat zich onder de mist voortbeweegt.
Langzamerhand wordt het steeds drukker op ‘onze’ kraterrand. Veel Nederlanders, Belgen (!) én Indonesiërs. Ook Fransen laten zich hier zien. De door ons meegebrachte wandelstokken bieden uitkomst. De temperatuur hier, op zo’n 2300m hoogte, is niet te koud (11˚C). De hemel in het oosten begint vanaf 04.45u langzaam te kleuren, maar het duurt tot 05.30u voordat de zon zich laat zien. Maar dan hebben we al een tijdje mogen genieten van prachtige rode kleuren aan de horizon. En achter ons zien we de steeds maar rokende Bromo, die per minuut beter zichtbaar wordt. Schitterend!
In de verte zien we ook Gunung Semeru, een vulkaan die met 3676m de hoogste berg van Java is. Na zonsopkomst begint ook deze vulkaan plotseling te roken, hetgeen de feestvreugde op de kraterrand alleen maar verhoogt.
Na zonsopkomst rijden we met onze jeep de grote krater in en we komen in de nog altijd aanwezige grondmist terecht. Het spookachtige effect wordt verhoogd door de vele ‘huurpaarden’ met hun eigenaren die hier rondrijden. Het lijkt Tibet wel! In de krater staat ook nog eens een tempel, hetgeen het Tibet-effect alleen maar verhoogt.
Bij de Bromo aangekomen volgt een wandeling van enige honderden meters door het zand naar de onderkant van de krater. De mist verdwijnt en we zien af en toe enorme rookwolken uit de Bromo-krater tevoorschijn komen. We lopen, vergezeld door vele paarden, een stuk de zandige krater op. Vermoeiend, want de lucht is hier toch wat ijl. Het laatste stuk naar de Bromo¬-kraterrand gaat over een ‘monumentale’ trap van ongeveer 250 treden. Alleen Sjef gaat tot bovenaan. Marcel houdt het halverwege de trap voor gezien; Yvonne en Arita zijn al eerder afgehaakt. Maakt niet uit, want de uitzichten zijn overal fantastisch. De klim naar de kraterrand van Bromo is de moeite waard. Je kijkt de steile, diepe krater in en ziet af en toe enorme rookwolken uit het binnenste der aarde naar boven komen. Soms hoor je in de onpeilbare diepte wat gerommel. Een val in de krater betekent waarschijnlijk het einde, dus hati hati (voorzichtig!) is hier het parool. Op zich onvoorstelbaar dat het is toegestaan om met zoveel mensen tegelijk op een toch niet ongevaarlijke, smalle kraterrand te staan, waar elke afrastering ontbreekt. Puur natuur, zullen we maar zeggen.
Na afloop van dit prachtige avontuur brengt onze jeep ons weer terug naar ons hotel, waar we van een heerlijk ontbijt genieten.
Na het ontbijt brengt onze sopir Dani ons met ons busje naar de grote stad Surabaya, in grootte de tweede stad van Indonesië. Met deze rit zijn we al met al toch wel zo’n zes uur bezig, inclusief een heerlijke en prachtig opgemaakte lunch onderweg. Opnieuw is het de verkeersdrukte die ons parten speelt. Zou dat over een paar dagen in Sulawesi anders zijn?
Om 16.00u nemen we bij het Ibis-hotel in het koloniale hart van Surabaya afscheid van onze chauffeur Dani. Een prima en vriendelijke chauffeur met, helaas, te weinig talenkennis. We krijgen kamers op de achtste verdieping met wijdse vergezichten over de stad. ’s Avonds dineren we in het restaurant van het hotel. Prima eten, ook hier !
SURABAYA
Woensdag 20 juli
Vandaag een dagje Surabaya verkennen, bij ons vooral bekend door het liedje van Anneke Grönloh over deze stad: “Soerabaja, mijn gedachten zijn altijd bij jou!”. Vooraf is het ons echter wel duidelijk dat het ‘Soerabaja’ waarover Anneke zingt tegenwoordig niet meer bestaat! Daarvoor is het hier veel te druk geworden.
We starten onze Surabaya-verkenning met een korte, warme, wandeling naar het nabij gelegen House of Sampoerna, een fabriek waar de beroemde Indonesische kretek-sigaretten (sterk ruikend naar kruidnagelen) worden geproduceerd. Onverwachts een heel informatief en leuk uitje. Prettige rondleiding door een enthousiaste vrouwelijke werkneemster. Schitterend koloniaal pand ook. Helaas mogen we het feitelijke productieproces niet fotograferen of filmen; dat is verboden door de huidige eigenaar Philip Morris. Jammer, want het is uiterst boeiend om te zien! Honderden ‘shakende’ dames (op de tonen van muziek) die met ongelooflijke snelheid en precisie kreteks maken en inpakken. Na afloop van ons bezoek drinken we koffie in een al even fraai koloniaal pand, behorend bij het complex.
In het district waar wij nu zijn staan trouwens heel veel herkenbaar koloniale panden, die helaas vaak in vervallen staat verkeren. Ons Ibis-hotel staat vlakbij de vroeger zo beroemde Rode Brug (Jembatan Merah) over de rivier Kali Mas, het oude centrum van Surabaya.
In het House of Sampoerna huren we een aircotaxi die ons voor 120.000 rupiah (ongeveer € 10,-) twee en een half uur meeneemt voor een toeristische rondrit naar door ons zelf gekozen plekken in Surabaya. Goedkoop, handig en comfortabel.
Eerst laten we ons rijden naar de niet veraf gelegen traditionele haven Kali Mas, waar het oude Indonesië nog springlevend is. Veel houten Makassaarse schoeners aan de kade die worden gelost of geladen. Heel fotogeniek allemaal. We worden vaak enthousiast toegeroepen door de werklui, niet altijd om geld te vangen! Dat zie je vaker in dit vriendelijke land, waar iedereen schijnt te lachen.
Na het bezoek aan de oude haven gaan we naar het heldenmonument Tugu Pahlawan ter nagedachtenis aan de duizenden (Indonesische) doden die vielen in de verloren slag om Surabaya tegen pro-Nederlandse Brits-Indische troepen ná de Tweede Wereldoorlog. Er is onder meer een groot standbeeld van Sukarno en Hatta. Er is ook een indrukwekkend standbeeld van vrijheidsstrijders. Surabaya wordt in verband hiermee ook wel eerbiedig Kota Pahlawan (Stad der Helden) genoemd. Al met al een indrukwekkend geheel.
We rijden langs het fraaie Hotel Majapahit, het voormalig Hotel Oranje; dit is min of meer het Hotel De Boer in Medan op Sumatra.
Tenslotte bezoeken we het Nederlandse Ereveld Kembang Kuning, dat vooral in het teken staat van schout-bij-nacht Karel Doorman en zijn marinemannen, die in 1942 de slag in de Javazee verloren van de Japanners. Dit ereveld lijk qua presentatie erg op het ereveld dat Sjef en Yvonne twee jaar geleden, samen met Linda en Tim, bezochten in Bandung om daar het graf van de eerste vrouw van de vader van Yvonne te bezoeken. Sjef ondertekent het bezoekersregister en maakt een praatje met de prima Nederlands sprekende Indonesische beheerder. Marcel ‘ergert’ zich eraan dat er geen wapperende Nederlandse vlag is te zien. Kortom, een bezoek dat op ons allen indruk maakt. Dat geldt overigens ook voor de gemeentelijke begraafplaats waar je, op weg naar het Ereveld, doorheen rijdt. Het lijkt Père Lachaise in Parijs wel. Op deze begraafplaats wordt ook ‘geleefd’.
Terug in het hotel gaan Yvonne en Arita in de koele lounge een boek lezen en ontmoeten daar een Nederlands sprekende studente met wie ze een half uurtje praten.
Sjef en Marcel bezoeken intussen de Chinese wijk aan de andere kant van de Rode Brug. Veel interessante bedrijvigheid, maar helaas geen cafés en dergelijke om een heerlijke Bintang Besar naar binnen te slaan. In een bij ons hotel gelegen winkelcentrum koopt Marcel een koloniaal T-shirt en Sjef een mooie hoofddoek voor een islamitische collega in Charlois.
Bintang en het diner gebruiken we in ons hotel.
MAKASSAR
Donderdag 21 juli
Vandaag verlaten we het drukke, maar o zo interessante Java om naar het eiland Sulawesi (klemtoon op lá) te reizen.
De bestelde taxichauffeur – of is het een vriendje van de portier van ons hotel? – is op de afgesproken tijd aanwezig en levert ons op tijd af op Surabaya Juanda Airport. De airport is voorzien van een (in ieder geval van buiten) fraai uitziende terminal. Onze vlucht is 45 minuten vertraagd, maar dat wisten we al van Christin van Happy Trails – de Indonesische reisagent van Riksja –, die zich in Sanur op Bali (klemtoon op i) bevindt. Ze heeft ons ter zake een SMS gestuurd.
De vlucht met een Boeing van Garuda Indonesia verloopt prima en Yvonne, en later ook Sjef, raken in gesprek met een zeer vriendelijke, eveneens in sarong gestoken stewardess, die erg in ons en onze reis is geïnteresseerd. We vliegen tussen Java en Sulawesi over enige ‘Bounty-eilanden’ in de Javazee. Op Sulawesi zien we vanuit de lucht uitgestrekte sawahs in laagland met bergen op de achtergrond. Om 12.20u landen we op het hete vliegveld van Makassar, de hoofdstad van Sulawesi. In deze stad is Guus, de oudste broer van Yvonne, geboren. Het is hier en op Bali één uur later dan op Java.
Ook hier worden we opgewacht door een chauffeur die ons – toch wel tot onze verrassing – over een prima vierbaans-tolweg naar ons hotel in Makassar brengt: het Pantai Gapura Hotel. Op zich leuk hotel, mooi en groot zwembad, restaurant in een omgebouwde schoener (‘Pinisi’) op palen, leuk aan zee gelegen en met een opvallend ‘dorpje’ van cottages op palen in zee; kennelijk met zeer luxe kamers. Helaas hebben wij die niet vooraf geboekt en wij moeten het doen met twee ‘minpunt’-kamers, aldus de toeristengids van Arita. Grote kamers, dat wel, maar toch wat uitgewoond. Bij Sjef en Yvonne werkt de toilet ook nog eens niet naar behoren. Hadden we in Nederland maar beter moeten opletten. Overigens zit het dorpje vol, in ieder geval de cottages met ‘oceanview’, dus alsnog een cottage huren met bijbetaling is er ook niet bij.
We lunchen op ‘ons schip’ dat mooie uitzichten biedt op de kust van Makassar en op de bijbehorende bedrijvigheid van bootjes die localo’s naar of van een nabijgelegen eiland brengen. Leuk om te zien! De prijzen vinden we hier echter aan de hoge kant.
Yvonne en Arita blijven ’s middags in het hotel bij het zwembad. Sjef en Marcel maken een verkenningswandeling in de omgeving van het hotel. We zien veel winkels met gouden sieraden. En ook nog enige muziekwinkels, waar gitaren worden verkocht.
In de avond dineren we in een prettig geprijsd restaurant, iets verderop bij de wandelboulevard van Makassar.
Vrijdag 22 juli
Ons programma in Makassar heet ‘Easy Going Makassar’, dus doen we het rustig aan.
’s Ochtends een lekker ontbijt op ons schip met een heerlijk zeewindje erbij. Na het ontbijt wandelen we naar het nabij gelegen Fort Rotterdam, in 1667 gebouwd door admiraal Speelman en genoemd naar zijn geboortestad. Een echt VOC-fort dus. Speelman had zojuist de lokale sultan Hasanuddin verslagen in de strijd. Op het binnenplein van het fort staat een kapel uit de 18e eeuw. We krijgen een rondleiding van een Indonesische gids die alle tijd voor ons neemt. Fort Rotterdam wordt momenteel gerestaureerd en de gebouwen die al klaar zijn zien er prachtig uit met hun gele muren en daken met rode dakpannen. De werklui roepen ons voortdurend toe: “Hé mister …!”. Een uitroep die we in Indonesië veel vaker horen. Zij lijken het leuk te vinden om te worden gefotografeerd en gefilmd. Ook dat komt in dit land vaker voor. Regelmatig wordt ons door Indonesische kinderen (soms ook volwassenen) gevraagd of wij met hen op de foto willen. Een foto die ze dan maken met hun eigen mobieltjes of camera’s. Sjef gaat hier, de vorige Indonesiëreis in gedachte, altijd op in. Marcel houdt de boot (nog) af: “Wie weet wat ze met al die foto’s doen?”.
Van Fort Rotterdam gaan we per becak naar de traditionele haven van Makassar, Pelabuhan Paoterre, toch wel zo’n drie kilometer verderop! Die Indonesische becaks zijn eigenlijk niet gemaakt voor de meestal wat grotere en gezettere Europeanen! We passen er nauwelijks in en onze fietsers moeten een flinke krachtsinspanning leveren! Marcel en Arita kunnen zo’n becaktocht maar matig waarderen, maar uiten hun bewondering voor de door hun becakrijder op leeftijd geleverde fietsprestatie door het geven van een extra fooi. Het is ook wel erg druk op de weg, ja ook in Sulawesi, en al die diesel- en benzinedampen ruiken ook niet erg lekker. En dan praten we nog niet over de armoedig aandoende straatjes met het overal neergesmeten afval, waar je soms doorheen rijdt. Maar net als op Java lachen de mensen op Sulawesi je vriendelijk toe – in feite zijn wij als blanke mensen van Belanda een bezienswaardigheid voor hen ! –, roepen enthousiast ‘hé mister’ en dan maar zwaaien! Een heel andere wereld dan Nederland, Europa of Amerika!
Ook in de Pelabuhan Paoterre is het erg druk en we kijken enige tijd naar het laden en lossen van de oude houten schepen, Buginese en Makassaarse schoeners en traditionele houten éénmasters (prahu pinisi) in deze haven. Ook hier weer de nodige keren ‘hé mister!’ en men vindt het niet erg om gekiekt of gefilmd te worden. Sommige werklui gaan er echt voor staan!
Na terugkomst per becak gebruiken we een snack in een toevallig ontdekt ‘food-court’, schuin tegenover Fort Rotterdam. Het heet hier Kampoen pops en we zijn de enige buitenlanders.
Daarna middagvertier bij het zwembad van ons hotel en een fraaie Makassaarse zonsondergang boven de Javazee. We eten opnieuw niet in ons hotel, maar in een restaurant aan de ‘wandelboulevard’. We besluiten deze Makassar-dag met ‘es-teh’ en ‘es-kopi’ op het heerlijke ‘zeeterras’ van ons hotel.
VAN MAKASSAR NAAR RANTEPAO / TANA TORAJA
Zaterdag 23 juli
Vandaag staat een langdurige verplaatsing van 380 kilometer op het programma, van Makassar naar Rantepao, een stadje in Tana Toraja, het land der Toraja’s, voormalige koppensnellers, maar nu grotendeels brave christenen! We zullen over deze tocht uiteindelijk tien uur doen … eigenlijk een beetje teveel van het goede.
’s Ochtends worden we in ons hotel opgehaald – uiteraard weer precies op tijd – door onze chauffeur op Sulawesi, Toni genaamd, en door Silo, onze gids, een aardige man met helaas een vreselijk slecht gebit. Silo belooft ons dat er druk wordt gewerkt aan de weg naar de stad Pare Pare – zo ongeveer halverwege onze dagtrip – en dat dat voor het nodige ongerief zal zorgen. En inderdaad: we krijgen te maken met talloze wegopbrekingen. Men is kennelijk bezig met het maken van een betonnen ‘vierbaansweg’ en dat beton wordt hier in Indonesië ter plekke in een vooraf gemaakte bekisting gegoten. Ja … dan kun je lang wachten! Silo legt uit dat veel landeigenaren moeilijke onderhandelaars zijn, dus soms moet de overheid lang wachten op toestemming om de weg breder te maken. Dat heeft tot gevolg dat de goede en nog te vernieuwen stukken elkaar zeer regelmatig afwisselen. En dat drukt onze snelheid en verlaagt ons rijcomfort. Opmerkelijk overigens dat de overheid in een centralistisch geregeerd land als Indonesië dit soort zaken bij de bevolking niet gewoon kan ‘doordrukken’. Dat valt dan weer mee, zou je kunnen zeggen.
‘Vierbaans’ moet, zoals ons inmiddels wel bekend in dit land, wel worden gerelativeerd. De beide ‘buitenbanen’ zijn in feite voor het langzaam verkeer, dat ook op deze route ruim voorradig is.
Wat valt ons vandaag verder op tijdens onze langdurige autorit? In de eerste plaats de huizen; die zijn meestal van hout gemaakt en staan op houten palen. De woonvertrekken zijn dus op één hoog en een enkele keer zelfs twee hoog. Op de begane grond – onder het huis dus – gebeurt van alles: carport, goederenopslag, schaduwrijk verblijf voor de gehele familie, etc. Het algemene beeld is ook hier tamelijk chaotisch en ongeordend. Typisch Indonesië dus.
Verder valt op dat er ongelooflijk veel moskeeën langs de weg staan. Per strekkende kilometer zeker een of twee. Heeft elke kampong hier zijn eigen moskee? Overigens verschillen die moskeeën wel in grootte. Soms zien we prachtige, grote moskeeën; vaker zijn ze kleiner van formaat.
We rijden tot Pare Pare vooral door vlak land, niet ver van zee en soms zelfs direct langs de kust. In het oosten zien we voortdurend bergen, die hier tussen de 1500 en 1700m hoog zijn. Soms komen die bergen wat dichterbij. Soms rijden we ook langs alleenstaande, zwaar begroeide, rotsbergen, hetgeen Sjef en Yvonne doet denken aan het landschap in sommige gebieden van Maleisië, twee jaar geleden.
Verder zien we onderweg veel frisgroene sawahs. Als ze even niet worden gebruikt voor de teelt van rijst, worden het vijvers voor het kweken van vis en zelfs garnalen. Dat wisten we niet! Erg handig natuurlijk, dit dubbelgebruik van grond. Zo kun je ook vis kweken in de bergen!
Verschillende malen komen we groepen kinderen in (school- of scouting)uniform tegen die, al marcherend op straat, oefenen voor de marsen die op 17 augustus a.s. – de Indonesische Onafhankelijkheidsdag – zullen worden gehouden. Het gaat er zeer gedisciplineerd aan toe!
Over mensen in uniform gesproken: gemeten aan het aantal scouts dat we onderweg in dit land ontmoeten, moet scouting in Indonesië wel erg populair zijn!
In het aan zee gelegen stadje Pare Pare lunchen we in een restaurant hoog boven de baai. Een fraai uitzicht natuurlijk! Dergelijke restaurants worden altijd door onze chauffeurs uitgekozen en die weten precies wat de westerse mensen ambiëren aan kwaliteit en ambiance. Op een tocht als deze kom je dus steeds dezelfde (blanke) mensen tegen, die worden bediend door Indonesisch personeel. Het lijken dan de koloniale tijden wel!
Na Pare Pare verandert het landschap, omdat de weg vanaf hier landinwaarts gaat. Eerst heuvels, dan weer een groene vlakte en tenslotte vrij hoge bergen, ruim boven de 2000m. Het wordt dus aangenaam frisser! We hebben geluk dat we deze route grotendeels bij daglicht rijden; nu kunnen we genieten van de buitengewoon fraaie natuur om ons heen. Natuurlijk vind je hier ook steeds meer fotogenieke sawahs in terrassen.
Het begin van Tana Toraja wordt gevormd door een reusachtige poort, voorzien van beelden en een groot ‘tongkonan’-huis (oorspronkelijke huizen van de Toraja’s) er bovenop. De Toraja’s zijn overwegend christelijk en de islam verdwijnt hier enigszins. Veel minder moskeeën dus, en veel, witte, christelijke kerkjes, protestant en katholiek. Het wordt nu langzamerhand donker en Toni wil kennelijk vóór het absolute duister in Rantepao zijn. Hij voert de snelheid tenminste behoorlijk op en wij knijpen hem af en toe een beetje. Gelukkig loopt alles goed af – waar hebben we dat vaker gezegd? – en bereiken we ongeschonden ons hotel Indra Toraja in Rantepao. Eenvoudig diner in ons hotel.
RANTEPAO / TANA TORAJA
Zondag 24 juli
Vandaag echt een toeristische dag in Tana Toraja. Een voorbeeld van hoe dingen kunnen gaan in Indonesië: van onze gids Silo hoeven we de meegebrachte wandelstokken vandaag niet mee te nemen en dichte schoenen zijn ook niet nodig. Wél is het volgens Silo goed om een jas of trui mee te nemen. Het is immers op de hoogte waarop Tana Toraja ligt nog fris! In de praktijk blijkt de situatie precies andersom te zijn. Hadden we de wandelstokken en dichte schoenen maar wél meegenomen. En de jas/trui hadden we beter thuis kunnen laten. De beleving van een Indonesiër over dit soort zaken is kennelijk heel anders dan onze beleving.
We gaan eerst naar de Kampong Londa. Dat is over een vrij slechte zijweg bereikbaar. Na een tijdje stoppen we en Silo deelt ons mee dat we vanaf hier een eindje gaan wandelen. De wandeling gaat over dijkjes rond sawahs, waar op deze vroege zondagochtend toch nogal wat mensen aan het werk zijn. Dit alles wel in een paradijselijk landschap van in het beboste heuvelland verscholen frisgroene sawahs, waarin zo hier en daar ook een waterbuffel rondneust.
Silo wil ons ook nog leiden over een drie meter lange brug over een onder water staande sawah. De ‘brug’ bestaat uit twee los naast elkaar liggende bamboepalen. Daar beginnen we niet aan!
Yvonne heeft veel last van haar linkerarm, die ze gisteren bij het uitstappen uit de auto heeft verrekt. Dat maakte haar nachtrust ook al niet prettig.
Al klimmend uit de sawahs bereiken we Kampong Londa, waar heel wat fraaie ‘tongkonans’, traditionele huizen van de Toraja’s, te bewonderen zijn. Helaas zijn de grote dakvlakken meestal van golfplaat met een roestkleur, maar de panelen (de kopse kanten) zijn steeds fraai versierd met schilderingen en houtsnijwerk. Ook zijn aan de voorkant vaak enorme hoeveelheden waterbuffelhoorns bevestigd, afkomstig van bij begrafenisrituelen geofferde waterbuffels. Deze tongkonans doen Sjef en Yvonne een beetje denken aan de Batakhuizen in Sumatra, twee jaar geleden, maar het is toch anders!
Yvonne voelt zich ter plekke even niet helemaal OK (duizelig) en ongevraagd begint Silo haar te masseren. Dat wordt op prijs gesteld! Iets verderop lopen we tegen een christelijk kerkje aan waar wordt gezongen. Er is kennelijk een dienst bezig.
Na het betalen van een entreeprijs van 10.000 rupiah per persoon mogen we de beroemde rotsgraven van Londa gaan bekijken. De rotswand, waarin de kisten worden bijgezet, is bijzonder hoog. Hoe meer geld je hebt, hoe hoger je in de (natuurlijke) grotten wordt bijgezet. We zien in de hoogte een kist in zo’n grot staan. Heel apart! Onder aan de rotswand zien we de beroemde tau tau poppen die de graven bewaken. Heel kleurrijk en buitengewoon interessant!
Ook zijn er ‘hangende doodskisten’ te zien. In een grot op de begane grond, waar je met een zaklamp in moet, zijn vele doodskisten – kennelijk van arme mensen – opgestapeld, soms netjes, meestal wanordelijk, schots en scheef.
De overledenen zijn meestal al maanden dood voordat ze worden begraven en worden thuis ‘bewaard’ tot er voldoende geld is voor een passende begrafenis. Zo’n begrafenis is geen droevig, maar een vreugdevol gebeuren, want de overledene gaat nu immers echt naar het dodenrijk op een manier die past bij zijn of haar status op deze aarde. Bij dit soort, dagen durende, begrafenisfeesten worden veel dieren geofferd. Pluimvee voor de armen, varkens voor de middenklasse en waterbuffels voor de rijksten; mixen zijn uiteraard ook mogelijk. Zoiets noemt men hier in Indonesië een ‘ceremonie’ en aan zo’n ceremonie wordt vaak door heel veel mensen deelgenomen.
In Londa zien we een paar waterbuffels, vastgebonden met een touw door beide neusgaten. Niet echt een prettig gezicht! Er zijn ook dure buffels bij met een wit/roze kleur en blauwe ogen!
Na Kampong Londa bezoeken we Kampong Lemo waar we enige tongkonans met originele, natuurlijke (palmriet), dakbedekking aantreffen. Ook hier zijn rotsgraven. De bijzetgrotten zijn hier echter met de hand gemaakt en voorzien van, soms fraai bewerkte, deuren. Tau tau poppen houden ook hier de wacht, maar ze zien er anders uit dan die van Londa. In Londa zijn de poppen nog herkenbaar menselijk – evenbeelden van de overledenen –, in Lemo zien de poppen er wat primitiever uit. Maar de plek waar we nu zijn is opnieuw fantastisch mooi. Echt een paradijs!
Opvallend is dat er maar weinig (blanke) toeristen zijn deze zondagmorgen. Wel zijn er veel, vooral jeugdige, Indonesische ‘toeristen’, die graag met je op de foto willen. Ook Marcel en Arita gaan hier voor de bijl. De blanke toeristen schijnen vooral ’s middags te komen.
We lunchen in een ‘koloniaal’ pendopo-restaurant in de buurt van Rantepao met uitzicht op de heuvels, de sawahs en de waterbuffels. Ook hier een schitterende omgeving.
Na de lunch bezoeken we de kampong Kete Kisu, waar heel veel originele tongkonans bij elkaar staan, uiteraard voorzien van natuurlijke dakbedekking. Een prachtgezicht! Ook hier gaan we weer met de Indonesische jeugd op de foto: “Nice to meet you sir!”. Bij de nabijgelegen rotsgraven zijn we opnieuw in trek als foto-object en het zal niet de laatste keer zijn in Indonesië. De tau tau poppen staan hier achter slot en grendel, want in het verleden zijn nogal wat van die poppen gestolen door verzamelaars. Sommige poppen zijn dan ook kopieën van de originelen. Verder is opvallend de gammele staat waarin veel ‘hangende kisten’ zich bevinden, zodat je de inhoud kunt zien. Veel schedels en botten, want één kist is vaak voor een heel gezin. Lekker gezellig bij elkaar! Maar prachtig en interessant is het allemaal wel. Overigens zijn hier in Kete Kisu ook ‘moderne’ graven in traditionele stijl, uit beton gegoten!
Na het kopen van wat souvenirs rijden we naar ons hotel, waar Sjef ansichtkaarten gaat schrijven en een bliksembezoekje brengt aan de RK-kerk tegenover het hotel, waar een koor aan het repeteren is. Mooie muziek! Heel wat beter dan die islamitische gebedsoproepen!
’s Avonds dineren we in Marts café-restaurant, naast een ‘Berg Sion’-kerk, waar ook al een dienst bezig is. Lijzige religieuze muziek bij het diner en een luid sprekende voorgangster.
We krijgen nog meer muziek te horen, want twee Indonesische jongens komen zingen en gitaar spelen. Niet echt top, maar ja!
Maandag 25 juli
Geen programma vandaag, maar een dag ter vrije invulling! Silo bood gisteren aan te informeren of er vandaag ergens in Tana Toraja een ‘ceremonie’ (begrafenis) plaatsvindt. Ook wilde hij weten of wij vandaag van zijn diensten gebruik zouden willen maken. Geen probleem uiteraard, alleen maar handig. En dat geldt ook voor Toni, onze sopir. Enig misverstand over het antwoord op de vraag of deze diensten van gids en chauffeur vandaag al dan niet in ons arrangement zitten. Dat blijkt – na SMS-info bij Linda en Omar van Riksja – niet het geval te zijn. Dan moeten we dat dus zelf betalen. Ook geen probleem!
Om 09.30u worden we opgehaald bij ons hotel Indra Toraja en ‘gelukkig’ … er blijkt ergens een begrafenisceremonie te zijn, op middenklasse niveau. Dat betekent weinig buffels slachten, maar vooral veel varkens.
Maar eerst voert Silo ons naar de veemarkt van Rantepao, die eenmaal per zes dagen wordt gehouden. We hebben dus ook op dit punt geluk. Onderweg wandelen we eerst nog langs een groentemarkt, met allerlei kleurige groenten en fruit, waarvan je het bestaan niet altijd kon vermoeden, laat staan de smaak! Zwart gruis en zwarte ballen … wat zou dat zijn? Thee?
Sjef koopt een tros heerlijke zoete banaantjes – dan is het in Nederland toch maar behelpen, wat de smaak betreft – om zijn ingewandstoornis, waarvan hij sinds Makassar enige last heeft, te bestrijden.
We komen aan op de veemarkt die op en rond een groot grasveld wordt gehouden. Er staan hier een paar honderd buffels, allemaal van het mannelijk geslacht – want alleen dié zijn waardevol! –, die door de eigenaren goed worden gewassen, zodat ze nóg mooier lijken en dus meer geld gaan opbrengen. Alweer die touwen door de neusgaten! Zit daar een natuurlijk gat of is dat daar door de mens gemaakt? Het zal het laatste wel zijn. Al met al een levendig en leuk gezicht, zo’n veemarkt op de vroege ochtend.
De ‘shock’ komt pas als we bij de afdeling ‘varkens’ belanden. Die worden per stuk op een draagbaartje van bamboe gebonden, om zo het vervoer – achterop de scooter of bovenop de auto – te vergemakkelijken. De meeste varkens vinden het maar niks en het gegil van de beesten gaat door merg en been. Eenmaal vastgebonden, op hun zij, worden de meeste varkens wel rustig en liggen ze te wachten op hun nieuwe baas. Al met al op een speciale manier zeer indrukwekkend.
Dan wordt het tijd om naar de begrafenisceremonie te gaan. Maar eerst kopen we – op aanwijzing van Silo – een cadeau voor de nabestaanden: in ons geval drie kilo suiker en één pak thee.
De begrafenis is in een afgelegen kampong, opnieuw midden in een paradijselijk landschap. Desondanks zijn we niet de enige blanke toeristen hier! De overledene blijkt een jonge vrouw te zijn, die inmiddels al vier maanden dood is. Vandaag ontvangen de nabestaanden – in stemmig zwart gekleed – hun gasten, waaronder dus toeristen. Maar dat vinden de Toraja’s, aldus Silo, geen probleem, maar juist een eer. Veel (Indonesische) gasten nemen als gift een varken(tje) mee en we zien bij aankomst in de kampong onmiddellijk de vastgebonden varkens van hedenochtend!
We lopen vlak langs het slacht- en offerveld, waar men druk bezig is met het kelen en slachten van varkens. Op het eerste gezicht niet plezierig om naar te kijken. Iets verderop zijn in U-vorm geplaatste pendopo’s met daaronder de vele honderden gasten, die zitten te eten en te drinken. Ook wij worden onder zo’n pendopo uitgenodigd en we gaan in kleermakerszit zitten. We krijgen koffie, thee en koekjes, waaronder cake, net als in Nederland! Alles geserveerd door een in het zwart gestoken vrouwelijke nabestaande. We mogen ook de overledene bezichtigen, die zich in een tongkonan bevindt. Het lijk ligt (gelukkig) in een gesloten kist met een ovale vorm, met daarop een versierde doek.
Ondertussen horen we voortdurend het gegil van de varkens die op de binnenplaats van de pendopo’s liggen. Op enig moment wordt een fors exemplaar gillend afgevoerd. Wanneer we na een tijdje weer weggaan is men op het slachtveld bezig dat exemplaar te slachten. Al met al een enerverende ervaring om hier even bij te zijn.
Een of twee dagen later vindt de eigenlijke bijzetting plaats – ongetwijfeld met pracht en praal – maar dat maken wij dus niet mee. Je kunt niet alles hebben!
Voor de lunch kiezen wij voor een panoramarestaurant hoog in de bergen, bij de ‘mooiste rijstvelden ter wereld’. Zoals wel vaker krijgen we weer onduidelijke informatie van gids en chauffeur. De weg naar het restaurant blijkt zeer slecht te zijn en de tocht zal misschien anderhalf uur duren! Maar ja … Indonesiërs willen hun gasten nu eenmaal niet teleurstellen!
Als we onderweg op de smalle en slechte weg een weggezakte vrachtauto met drie scheefstaande waterbuffels zien – onze weg is nu geblokkeerd – houden we het voor gezien en geven sopir Toni opdracht om terug naar Rantepao te rijden.
We worden weer naar een prachtige ‘koloniale’ rumah makan gebracht, schitterend gelegen ook. En ja hoor … daar zijn onze vertrouwde ‘medereizigers’ weer!
Na de lunch terug naar ons hotel. We maken met zijn vieren nog een kleine wandeling door de omliggende ‘winkelstraten’. Sjef koopt een T-shirt Toraja XL, maar dat blijkt bij terugkomst in het hotel toch te krap te zijn. XL is in Indonesië iets anders dan in Nederland.
In de namiddag – selamat sore – thee en Bintang op de galerij van ons hotel. ’s Avonds diner in een naburige rumah makan. Sjef maakt nog even een welkomsttekst in het Nederlands voor de uitbater, want alleen welkom in het Engels en het Duits (?), dat kan natuurlijk niet!
VAN RANTEPAO TERUG NAAR MAKASSAR
Dinsdag 26 juli
Vandaag de terugreis van Rantepao naar Makassar. We doen er uiteindelijk 9½ uur over! De route is dezelfde als die op de heenreis, dus af en toe herkennen we het een en ander. Opnieuw die schitterende uitzichten in het prachtige bergland van Sulawesi. Onze sopir houdt zo mogelijk de snelheid erin. Bij de pleisterplaatsen onderweg zien we steeds onze andere blanke reisgenoten weer terug. Bij Pare Pare lunchen we nu in een beachrestaurant. Ook leuk!
Tussen Pare Pare en Makassar wordt volop gewerkt in de hier vlakke en uitgestrekte sawahs. Ter bescherming tegen de zon maken de werk(st)ers een afdakje van zeil of van een groot palmblad. Apart gezicht!
Onze sopir belooft ons bij aankomst bij ons hotel – alweer het Pantai Gapura Hotel – morgen om 15.00u op te halen voor de vlucht naar Bali. We hebben dezelfde kamers als de vorige keer (jammer, maar helaas), inclusief de weigerachtige toilet bij Sjef en Yvonne.
Na het zien van een mooie Makassaarse zonsondergang vanaf het ‘zeeterras’ van ons hotel gaan we ’s avonds eten in een restaurant waar veel Oost-Timorese studenten zijn verzameld en voortdurend worden toegesproken in ellenlange toespraken, die voor ons zo goed als onverstaanbaar zijn. Eerst denken we in een bedenkelijke politieke bijeenkomst te zijn beland; het heroveren van Oost-Timor of zo. Maar de studenten leggen ons uit dat dat niet het geval is. Gelukkig maar! Ook is er tussen de toespraken door livemuziek, met ongetwijfeld liederen over het zelfstandige Oost-Timor. Weer eens wat anders op onze laatste avond in Sulawesi.
VAN MAKASSAR NAAR BALI
Woensdag 27 juli
Onze laatste dag in Sulawesi doen we niet veel meer. Rustig ontbijten, reisnotities bijwerken, nog eens klagen over het toilet!
We besluiten de tijd te doden door het bezoeken van de nabije winkelstraat, waar talloze goudwinkels (‘toko emas’) zijn gevestigd. Dat tijd doden is helaas nodig, omdat onze vroege middagvlucht naar Bali – met Garuda Indonesia – is geannuleerd. Nu zijn we geboekt op een vlucht die om 17.20u vertrekt. Dat betekent in het donker aankomen in Bali. Niet echt leuk!
Er worden door ons veel winkels bekeken – vóór elke winkel zit een goudhandelaartje die het goud weegt –, maar uiteindelijk kopen we niets. We gebruiken een lichte lunch – ‘sop’ – in het restaurant waar we onze eerste avond in Makassar ook hebben gegeten. Een goed idee, zo’n lichte lunch, want twee keer per dag warm eten op zijn Indisch, dat valt niet altijd mee.
Om precies 15.00u haalt Toni ons op voor onze laatste rit op Sulawesi, naar de airport van Makassar. De incheck verloopt, zoals tot nu toe steeds tijdens deze reis, weer zeer voorspoedig. Met een vertraging van ongeveer een half uur kiezen we het luchtruim. De zon is net onder gegaan en door het stijgen van ons vliegtuig zien we de zon weer opkomen (!), nu in het westen. Uiteindelijk worden we getrakteerd op een fraaie zonsondergang, hoog in de lucht.
De vlucht naar en de landing op het donkere Bali verlopen probleemloos. Sjef heeft een gratis taxirit naar Ubud versierd bij Riksja, waarvoor dank! Dat wordt een rit van 1½ uur, mede door het zeer traag rijden door onze chauffeur. Meer dan 40km per uur haalt hij niet.
In het nachtelijke duister zien we toch dat Bali ‘vergeven’ is van de tempels en tempeltjes. Zeker in de buurt van de airport en van Sanur is het ook nog eens heel druk met verkeer. De kwaliteit van de wegen is echter heel veel beter dan we tot nu toe in Indonesië gewend zijn. Ook hier weer veel handel en eethuisjes (‘warungs’), maar het maakt allemaal een minder chaotische indruk dan Java of Sulawesi. Verderop op onze trip naar ons eerste hotel op Bali worden de wegen smaller, donkerder en minder druk.
En dan blijkt midden in de duisternis Ubud te liggen, een druk plaatsje met heel veel winkeltjes, restaurants en hotels. Veel toeristen hier, dat spreekt vanzelf.
Ons hotel, met de moeilijke naam Biyukukung, blijkt er fraai uit te zien. Sjef en Yvonne hebben zelfs een hemelbed! Prachtig uitzicht op de sawahs ook.
Het kost – tegen de verwachting in – nog moeite om ergens in Ubud te dineren. Men sluit hier de keukens veelal om 22.00u. Uiteindelijk wordt het het Jazz Café, met heerlijke pizza’s en goede, doch lawaaiige live muziek. De eerste indruk is dat het kaliber toeristen dat hier op Bali rondloopt, toch wat anders is dan in de rest van de archipel. Minder avonturiers, maar meer het gewone vakantievolk.
UBUD
Donderdag 28 juli
Onze eerste volle dag op Bali! Op ons programma staat een ‘cycling tour’. Met uitzondering van Sjef kijken we hier met de nodige reserves tegenaan, want mountainbiken, dat zijn we niet gewend! Hoe zal dat gaan?
Samen met een pas getrouwd stel worden we om 08.30u opgehaald. We rijden in vijf kwartier naar het dorp Penelokan, 30 kilometer verderop. We zitten hier op 1450m hoogte en in het verzamel-panorama-restaurant genieten we van een bijzonder fraai uitzicht op de vulkaan Batur, op het gelijknamige meer en op de vulkaan Abang. De Gunung api Batur is, zo wordt verteld, in 1963 uitgebarsten en er zijn in het landschap beneden ons nog steeds twee zwarte lavastromen te zien. De ochtendzon schijnt en boven het meer verschijnen soms mist- of wolkenflarden. Een heel bijzonder schouwspel! Men biedt ons hier koffie of thee en een ‘tweede ontbijt’ aan. Daar hebben we niet op gerekend!
Er blijken hier in Penelokan nog veel meer fietsgegadigden te zijn dan wij zessen. Met onze auto rijden we nog een kleine 10 minuten bergafwaarts naar het startpunt van onze cycling tour. Daar krijgt elk groepje en zijn gids mountainbikes uitgereikt. Niet allemaal van de beste kwaliteit en er moet het een en ander worden afgesteld. Onze gids geeft ons ook nog een korte cursus ‘derailleurkunde’ en hij vertelt precies in welk verzet moet worden afgedaald, want dát is onze fietstocht: alleen maar afdalen in de richting van Ubud en dat gedurende 27 kilometer! Relaxed fietsen dus!
De eerste kilometers is het voor iedereen even wennen en ook is het wegdek niet top. Maar al snel zijn we gewend – óók de dames! – en worden de weggetjes qua kwaliteit zeer goed. Af en toe hebben we een onverharde passage, maar ook dat geeft geen problemen. De fietsroute is prachtig! We fietsen door een paradijselijk landschap (ja … ook hiér!) van sawahs, bosschages en leuke kleine dorpjes. Zeg maar het authentieke Bali, dat kennelijk nog steeds bestaat. De weggetjes door de kampongs zijn versierd met een soort hengelbogen, die er zeer kunstzinnig uitzien. Af en toe is er een korte stop, gedurende welke onze gids iets vertelt over het landleven in Bali en over de tempelcultuur. En ook hier worden we zeer regelmatig uitbundig toegeroepen en toegezwaaid door vele kinderen. Heel leuk allemaal! Onderweg begeeft Sjefs fiets het (!), maar er wordt snel voor een beter exemplaar gezorgd.
Zonder al te veel te hoeven doen zoeven we door het landelijke Bali en dat blijkt voor iedereen een zeer aangename bezigheid. De cycling tour wordt afgesloten met een gezamenlijke lunch in een aardig restaurant.
In de namiddag wandelen we nog wat door Ubud en hier en daar wordt nog iets gekocht aan kleding en sieraden in de vele winkeltjes van dit dorp. Sjef en Marcel verbazen zich intussen over de vele kleine en grotere tempels in de dorpskom, die vaak wat verscholen liggen. Onopvallende kleinoodjes achter muren.
We dineren in een restaurant, vlakbij ons hotel. We houden het ook vandaag bij pizza!
TIRTAGANGGA
Vrijdag 29 juli
Van Ubud vertrekken we naar het waterpaleis van Tirtagangga aan de noordoostkust van Bali. Een autorit van ongeveer twee uur. Onze sopir is aan de late kant, 15 minuten, en dat maak je in Indonesië maar zelden mee. Sjef vraagt of we onderweg nog een beroemde tempel in de buurt van Ubud kunnen bekijken, maar dat blijkt wegens tijdgebrek niet mogelijk te zijn. De route gaat ook niet, zoals Sjef dacht, door de bergen, maar voor een flink stuk langs de zee. Jammer, maar helaas.
Via Gianyar bereiken we de oostkust van Bali. We zien diepblauw water met witte schuimkopjes. Het waait kennelijk nogal. Ook zijn in de verte, zij het vaag, de contouren van het naburige eiland Lombok te zien.
De wegen zijn hier op Bali prima en langs de kust soms ‘vierbaans’. Wat een luxe! Uiteindelijk beklimmen we de heuvels weer en komen terecht bij de Koningsbaden van Tirtagangga, wat zoveel betekent als ‘heilig water van de godin Gangga’. Door een stenen poort bereiken we de paleistuin. We zullen hier op dit paleiscomplex gaan overnachten.
Onmiddellijk vallen de grote vijvers op. In de dichtstbijzijnde vijver is een grote hoeveelheid fraaie beelden opgesteld, waarlangs je over stapstenen in het water kunt wandelen. Een ander groot bassin fungeert als zwembad met water direct van de naburige berg. Dit water schijnt heilzame effecten te hebben.
Na de incheck maken we kennis met onze accommodatie: een cottage met hemelbed en een ‘buitenbadkamer’. De douchekop wordt ‘vastgehouden’ door een enorm beeld. Douchen in de openlucht zonder dat iemand je kan zien! Dat geldt overigens ook voor het toiletgebruik! De veranda bij onze cottage wordt omringd door prachtige bloemen en planten en bij onze ingang staan twee Balinese ‘bewakingsbeelden’, herkenbaar aan de zwartwitgeblokte schorten, die boze geesten weren. Dat wordt hier dus veilig slapen! Natuurlijk zijn we zeer tevreden met deze fraaie accommodatie.
Lunchen doen we in het paleisrestaurant, dat een prachtig uitzicht biedt op de paleistuin. In de verte is de zee nog zichtbaar.
Na de lunch neemt een in Balinees ornaat gestoken gids annex sopir ons mee voor een drie uur durende excursie. Het wordt niet de in onze papieren beloofde rijstveldenexcursie met bezoek aan een dorpje, maar een ‘paleizenexcursie’.
Eerst wandelen we nog wat rond in Tirtagangga en we zien de door een draak bewaakte bron, waaruit het geneeskrachtige, heilige water komt voor het genoemde bassin. De draak maakt best wel een beetje lawaai! Yvonne, Sjef en Marcel proberen de stapstenen in de beeldenvijver uit. Verder krijgen we veel informatie over het Koninklijk Huis van Karangasem, waaraan Tirtagangga behoort.
Na het bezoek aan ‘ons paleis’ rijden we weer naar de kust door de fraaie sawahs en we spotten onderweg een boer die met twee runderen zijn sawah ploegt. Een fotomoment natuurlijk!
In het stadje Amlapura worden we rondgeleid in het voormalige koninklijk paleis Puri Agung Karangasem. Het ziet er wat vervallen uit, maar het geheel is toch best aardig om te zien.
Onze excursie wordt afgesloten in het onlangs prachtig gerenoveerde waterpaleis van Ujung, dat vlakbij zee ligt. Ook hier wandelen we een tijdje rond door de prachtig aangelegde tuinen en bekijken we het midden in een vijver gelegen ontvangstgebouw, waar je naartoe loopt over een stenen brug met kunstige stenen poortjes.
Weer terug in Tirtagangga is het rusttijd. Sjef besluit het bassin met geneeskrachtig water uit te proberen, hetgeen goed bevalt!
Vóór het diner laten Sjef en Yvonne zich een half uur masseren door twee Balinese schonen. Heerlijk! Voor herhaling vatbaar!
Het diner gebruiken we in het hotel. Heerlijk gegeten en bediend door zeer vriendelijk en goedlachs personeel. Kortom … een echte toplocatie!
SERAYA
Zaterdag 30 juli
Na een mooi nachtje in Tirtagangga verhuizen we naar onze derde accommodatie op Bali: Villa Arjuna in het aan zee gelegen dorpje Seraya. ’s Ochtends bij het ontbijt spreekt Sjef een vrouw aan in wie hij gisteravond al een bekende collega had herkend. Het klopt … het is Linda Brasz, voormalig stadsdeelsecretaris van Amsterdam-Noord, die hier met haar twee dochters op vakantie is. Ook nu weer is het: toeval bestaat niet! Linda blijkt haar reis ook bij Riksja te hebben geboekt (‘dat doe ik al een paar jaar!’) en gaat bovendien vandaag óók naar Villa Arjuna.
Het ritje van Tirtagangga naar Seraya duurt niet lang, ongeveer 30 minuten. Daar worden we hartelijk welkom geheten door de Nederlandse Els, de vrouw van mede-eigenaar Hans: “Welkom in ons paradijsje aan zee”. Hans heeft artroseproblemen en heeft ontdekt dat het klimaat van Bali hem beter bevalt dan dat van Nederland. Els zegt dat we de nieuwste kamers krijgen (net gebouwd!). Inderdaad, het ziet er allemaal prima uit en we zitten min of meer recht boven de branding. Dat blijkt later geen onverdeeld genoegen te zijn, want het waait hard – Sjef schat 5 à 6 Beaufort – en de branding is zeer stevig. Het lijkt La Palma wel! Een zandstrand is er niet, wel veel keien die door de golven zeer goed hoorbaar heen en weer worden gerold. Dat geeft dus behoorlijke geluidsoverlast! Marcel en Arita zitten in een al even nieuwe, belendende, kamer en we beschikken over twee formidabele terrassen met uitzicht natuurlijk op de zee, hier de Straat Lombok.
We houden het verder vandaag even rustig. Lunchen en dineren doen we onder de pendopo van het villacomplex. Eenvoudige maaltijden en géén keus. Eten wat de pot schaft! Weer eens wat anders! Verder uitvoerig zwembadvermaak. Ook vanuit het zwembad en de bijbehorende ligweide in Gaudi-stijl heb je een mooi uitzicht op zee. We maken kennis met een aangetrouwde nazaat van Els en Hans, die vertelt dat de gehele villa door Hans en Els vanuit het niks is opgebouwd. Een prestatie, vinden wij.
’s Avonds gaan we met zijn vieren een potje kaarten (‘wijven’). De lucht is behoorlijk bewolkt, maar we houden het droog.
Zondag 31 juli
Vandaag is onze eerste volle dag in Villa Arjuna. Na het ontbijt laat Yvonne zich door een Balinese man anderhalf uur masseren, hetgeen zowel aangenaam als af en toe wat pijnlijk is. Helaas is een zinnige communicatie over de pijntjes niet mogelijk vanwege de taalbarrière. Maar de tevredenheid bij Yvonne overheerst.
Sjef huurt intussen een scooter en maakt een ‘rondje’ rond Gunung Seraya, een rit van 2½ uur. De weg, zeg maar weggetje, naar het aan de Bali Zee gelegen vissers- en vakantiedorpje Amed is scenic prachtig, maar vooral het middenstuk zit vol met gaten en is dus lastig te berijden. De scooter heeft veel power en dat is maar goed ook, want het gaat regelmatig bergop en bergaf in een zeer afgelegen gebied. De bewegwijzering laat te wensen over, dus regelmatig moet Sjef naar de juiste jalan vragen aan Balinezen die niet over de grens kunnen spreken. Toch handig … zo’n cursusje Bahasa Indonesia! Maar echt ingewikkeld wordt het nooit. Gelukkig is dit parcours qua verkeer ook erg rustig, dus het is hier zeer relaxed scooteren door een geweldig fraai landschap. Jammer dat Marcel zoiets niet ziet zitten!
De terugweg van Amed naar Seraya gaat tussen de bergen Gunung Seraya en Gunung Agung – met 3142m de hoogste berg van Bali – door, over een bredere verkeersweg, waar het gelukkig ook niet druk is. Het blijft dus relaxed scooteren. Onderweg nog een fantastisch uitzicht op Gunung Agung, die voor de gelegenheid uit de wolken is gekomen!
De route loopt langs Tirtagangga, waar we gisteren nog logeerden, en het waterpaleis van Ujung, waaraan we al een bezoek brachten. De wegkwaliteit vanaf Amed is bijzonder goed. Lekker doortuffen dus, want deze Indonesische scooters halen hoge snelheden. En onderweg wordt je, zoals gebruikelijk, weer veelvuldig toegezwaaid en toegeroepen.
Bij ‘thuiskomst’ blijkt het moeilijk om de ingang van Villa Arjuna te vinden. Maar Sjef is toch op tijd voor de lunch.
Na de lunch alweer het volgende programmaonderdeel: een excursie onder leiding van de villa-exploitant Hans, die vaak in sarong gekleed gaat. Hans en Els wonen hier al tien jaar en zijn geheel in de lokale samenleving van Oost-Bali ingeburgerd. Ze doen ook veel aan liefdadigheid voor de schooljeugd en aan gezondheidszorg voor de armlastige Balinese buren.
Hans neemt ons, samen met een Duits stel, mee in zijn half open pick-up. Arita en Yvonne mogen binnen zitten. Sjef en Marcel zitten met de Duitsers in de open achterbak! Dat hebben we nog niet meegemaakt! Over zeer steile weggetjes beklimmen we de nabij gelegen Gunung Seraya, 1175m hoog. Onderweg passeren we regelmatig armoedige en luxer uitziende huisjes en huizen en worden we weer door kinderen toegezwaaid en toegeroepen. Wat doen al die mensen hier, zo ver van de ‘bewoonde wereld’, vraag je je af. Kennelijk is ook Bali dicht bevolkt.
Op een hoogte van, volgens Hans, 1100 meter parkeert Hans de auto bij een tempel. Iedereen moet uit respect een sarong aan, door Hans meegebracht! Een schitterend uitzicht over Oost-Bali hebben we hier.
Hans – ex-horecabaas in Nederland – weet heel veel van de (hindoe-)cultuur op Bali en weet daar in de tempel, ook in het Duits, op zeer aansprekende wijze over te vertellen. We zijn zeer geboeid.
Op de terugweg bezoeken we nog een arme familie op de berg, waarvan de man des huizes een tien meter hoge palm inklimt om voor ons een jonge kokosnoot te halen, waaruit we de inhoud kunnen drinken. Niet echt een traktatie, maar het gebaar en de presentatie zijn prima! Uiteraard geven we een ‘donasi’.
Die ‘donasi’ krijgt ook een Balinese danseres van 15 jaar oud, die na het diner in Villa Arjuna voor de gasten optreedt om haar studie te betalen. Heel leuk om te zien en een prima danseres.
Maandag 1 augustus
Vandaag begint de islamitische vastenmaand Ramadan. Daar zullen we in het overwegend hindoeïstische Bali waarschijnlijk weinig van merken.
Yvonne en Arita volgen vandaag een Balinese kookcursus. Vroegop, want eerst naar de markt. Vis, vers uit zee, groenten, kruiden en dergelijke. De begeleiding is in handen van een Balinees echtpaar dat, vergeleken met wat wij reeds hebben gezien in Indonesië, in welstand leeft: mooi huis, auto, scooter e.d. Het Duitse stel van gisteren doet ook mee met de kookcursus, waarbij door de cursisten vooral veel snijwerk moet worden verricht. De dames vinden de cursus na afloop geslaagd en het gemaakte eten erg ‘enak’.
Marcel is opnieuw niet te overreden voor een echt Indonesisch ‘scooter-adventure’ – echt jammer dat hij dit mist! – dus Sjef gaat alleen met de gehuurde scooter op stap.
Eerst rustig toeren door de sawahs bij Ujung, later in het drukke verkeer op de (enige) doorgaande weg richting de Balinese hoofdstad Denpasar. Minder romantisch wellicht, maar toch ook een unieke Indonesië-ervaring: lekker samen met de Balinezen op hun scooters ‘scheuren’ en langzame voertuigen inhalen als het gaat; wél hati-hati natuurlijk!
Ter hoogte van Candidasa rechtsaf, landinwaarts, naar het Bali-Aga (oorspronkelijke inwoners van Bali) dorpje Tenganan. Volgens Els een toeristisch dorpje waar men de bezoekers van alles opdringt. Niets van dat alles klopt op dit vroege uur (09.45u), want Sjef blijkt zo ongeveer de enige toerist te zijn. Scooter geparkeerd (de achtergelaten helm is safe, zo men zegt) en met een ingehuurde gids op stap door het rustieke Tenganan. Op zich niet super speciaal of het zouden de beroemde ikat-stoffen moeten zijn, die speciaal in dit dorpje worden geweven. Kostbaar spul! Hier en daar zijn enige werkplaatsjes te zien. Verder op de onverharde brede ‘hoofdstraat’ twee op molens lijkende bouwwerkjes, die, aldus de gids, bij ceremonieën worden gebruikt. Alweer! Indonesiërs zijn kennelijk dol op ceremonieën.
Weer terug naar de hoofdweg naar Denpasar en verder tuffen en scheuren – héérlijk! – naar de beroemde vleermuizengrot annex tempel Goa Lawah, vlak aan zee. Natuurlijk is de sarong weer verplicht! Geen grote tempel, maar het ziet er toch indrukwekkend uit met al die zwarte torens met gestapelde daken en kleine, met ‘goud’ houtsnijwerk verfraaide torentjes. De ingang van de grot, waar veel altaartjes staan, is bepaald indrukwekkend. Duizenden vleermuizen hangen aan het plafond en sommige vleermuizen vliegen heen en weer. Het is een gepiep van jewelste. Héél leuk om te zien.
Weer terug in Villa Arjuna gebruiken Sjef en Marcel een wel zeer bescheiden lunch. Een beetje soep. Arita en Yvonne hebben intussen hun kookkunsten geconsumeerd.
’s Middags vooral zwembadvermaak. Na enige tijd gaat Sjef op ‘zijn’ scooter nog geld halen in het stadje Amlapura. Alweer een leuk ritje door de groene sawahs.
Als Yvonne bij thuiskomst aangeeft geen zin te hebben in een half uurtje scooteren ‘achterop’, gaat Sjef zelf nog even op pad. Achter Villa Arjuna de berg op. Leuk tochtje opnieuw, door een zwaar begroeid gebied, bananenbomen en van alles en nog wat. Opvallend is dat ook hier, op grote hoogte, steeds maar weer mensen wonen. Het armere type, dat wel. Maar gezellig blijft het, want roepen en zwaaien … dat gaat maar door. Wel lastig om al scooterend met de rechterhand te zwaaien. Maar ja … met links mag het nu eenmaal niet, want de linkerhand is de onreine hand!
’s Avonds laat Sjef zich anderhalf uur masseren, door dezelfde masseur die ook Yvonne en Arita heeft gemasseerd. Alweer een unieke ervaring. Diner opnieuw in Villa Arjuna. ’s Avonds treffen Arita en Marcel nog een kakkerlak bij de bagage in hun kamer aan. Het is er maar één en gelukkig geen paniek.
SANUR
Dinsdag 2 augustus
Precies op tijd, zoals gewoonlijk, is onze chauffeur aanwezig om ons na een paar dagen Seraya naar ons laatste hotel van onze reis door Indonesië te brengen: het Parigata Hotel in Sanur. We nemen afscheid van Hans en Els. Sjef had nog aan Christin ¬– de reisagent – per SMS gevraagd of een omweg via de beroemde tempel Pura Besakih mogelijk was, maar kreeg daarop geen reactie. Het enthousiasme bij Yvonne, Marcel en Arita voor een omweg is ook al niet groot, daarom wordt rechtstreeks koers gezet naar Sanur. Een rit van anderhalf uur.
Bij aankomst in het hotel blijkt dat hotel ‘overboekt’ te zijn en we krijgen een upgrade-aanbieding naar een villa met jacuzzi en shuttlebus naar het strand. Dat willen we niet! Ten eerste omdat het strand nu vlakbij is en ten tweede omdat we hier nu eenmaal – en zeer tijdig! – hebben geboekt. Ook een ‘spa-compensatie’ slaan we af. Na wat heen en weer gedoe krijgen we uiteindelijk toch twee fraaie kamers toegewezen met uitzicht op het binnenterrein, voorzien van een fraaie tuin met zwembad. Sowieso ziet het Parigata Hotel er fraai uit, maar de ervaring in Indonesië leert dat een mooie buitenkant niet altijd garant staat voor een even mooie binnenkant. Hier is dat gelukkig anders.
Lunchen doen we in een naburig restaurantje. Sjef heeft een zeer smakelijke Beef Rendang en Yvonne waagt zich, zo aan het einde van de reis, aan een Cesar-Salad, die haar uitermate goed smaakt
’s Middags wordt het winkeltjes kijken en wordt er nog het een en ander gekocht. We kijken ook nog even op het strand, waar druk wordt gevliegerd met grote vliegers die soms ook interessante geluiden maken. Er wordt trouwens heel wat afgevliegerd in Indonesië.
Het is momenteel eb en de zee blijkt dan, hier in Sanur, ver weg te liggen. En bij vloed blijft er maar een smalle strook strand over. Er zijn hier veel hotels en vooral het naburige Hyatt valt op door zijn luxe uitstraling. Daar is ook meer ruimte voor hotel-ligstoelen en dergelijke. Er is hier ook een niet al te brede wandel/fietsboulevard, waar je – tussen alle luxe – toch ook nog eenvoudige warungs vindt.
’s Avonds eten we in een restaurant dat juist vandaag zijn deuren voor het eerst heeft geopend. Het is relatief duur en soms valt de stroom korte tijd uit! Maar dat mag de pret niet drukken.
De wonderen zijn de wereld nog niet uit, want ’s avonds lopen we opnieuw een (oud-)collega, ditmaal van Marcel én Sjef, tegen het lijf: Piet Buytels en zijn vrouw. Piet was ooit gemeentesecretaris van Schiedam, is dat nu van Haarlemmermeer en wordt dat binnenkort van Maastricht. Gefeliciteerd!
Tenslotte maken we bij een toeristenstalletje aan de weg een afspraak om morgenavond naar een uitvoering van de Balinese apendans te gaan kijken bij de beroemde zeetempel Uluwatu.
Woensdag 3 augustus
Omdat Sjef als enige van mening is dat je een eiland als Bali niet kunt verlaten zonder zijn grootste bezienswaardigheid te hebben gezien, gaat Sjef vanochtend alléén op pad met een ingehuurde taxi, gereden door de vriend van de leuke chauffeur van Linda. Het doel is de Pura Besakih, de moeder van alle pura’s (tempels) op Bali. De vriendelijke chauffeur, die redelijk goed Engels spreekt, neemt zijn zoon van 16 jaar oud mee. Zoonlief studeert en spreekt ook wat Engels. De rit duurt anderhalf uur en voert naar de flanken van Bali’s hoogste berg, de Gunung Agung. Op 950m hoogte bevindt zich daar het zeer omvangrijke tempelcomplex, naar het schijnt berucht door de vele opdringerige verkooptechnieken!
Het is hier, om 09.30u, buitengewoon rustig. Het is een vreemde ervaring om bij zo’n bezienswaardigheid als toerist vrijwel alleen te zijn.
De jonge gids vraagt inderdaad belachelijk veel geld, maar uiteindelijk maken we het af op een redelijk bedrag voor anderhalf uur tempelbezoek (50% meer dan de chauffeur had aangeraden). Natuurlijk is ook hier een sarong verplicht en na wat gezeur met een aandringende Balinese verkoopster koopt Sjef een batik(?)-sarong voor 50.000 rupiah in plaats van huur. Leuk voor thuis!
De feitelijke ingang van Pura Besakih is een kleine kilometer verderop en die afstand wordt, na aandringen door de gids, achterop zijn scooter afgelegd. Kennelijk heeft de gids geen zin in een flinke wandeling. Pura Besakih bestaat uit zo’n dertig tempels en niet-hindoes mogen niet overal komen. Wel mag over de muurtjes worden gekeken. De jonge gids, die zich intussen ontpopt als een aardige jongen, vertelt veel over het tempelcomplex, over de ceremonieën en over de gebruiken van de hindoes. Hij wekt bij Sjef de indruk dat wij – vanwege de rust op dit vroege uur (de meeste toeristen komen pas ’s middags!) – op méér plekken mogen komen dan eigenlijk is toegestaan.
Opvallend in Pura Besakih zijn de vele tempeltorens van elf verdiepingen, volgens de gids een verwijzing naar de reïncarnatie van de mens. Maar in de reisgids wordt echter geschreven dat het te maken heeft met de rang van de vereerde godheid. Het tempelcomplex bestaat verder uit zeven terrassen, volgens de gids verwijzend naar de reis naar het Nirwana. Hier en daar zijn op het complex hindoeïstische plechtigheden aan de gang; daar mag je alleen op afstand naar kijken! Ook wordt een grotere ceremonie voorbereid.
Op een gegeven moment leidt de gids Sjef binnen in een tempel die ook voor niet-hindoes toegankelijk is. Er is daar een priester aanwezig en Sjef krijgt een lesje mediteren/bidden tot de drie belangrijkste goden – Brahma, Vishnu en Shiva – in kleermakerszit, blootsvoets op een matje. De inmiddels overbekende offerbakjes met bloemen, rijst, fruit en wierook spelen hierbij een belangrijke rol. Elke god wordt met een aparte kleur bloem aanbeden en ook de vraag aan de goden is verschillend: een gelukkig leven, een goede baan, gezondheid! Uiteindelijk besprenkelt de priester ons met heilig water en we krijgen dat water, afkomstig van de Gunung Agung, zelfs te drinken, nadat we van onze handen een kommetje hebben gemaakt. Tenslotte drukt de priester enige rijstkorrels op de voorhoofden van Sjef en zijn gids. Heel interessant en leerzaam natuurlijk. Vervolgens blijkt dat een flinke ‘donasi’ voor de tempel er ook bij hoort. De gids geeft 50.000 rupiah en vindt dat Sjef als ‘rijke toerist’ minstens het dubbele moet geven. Het bedrag gaat in een afgesloten, aan de tempel bevestigd ‘offerblok’. Vooruit dan maar, na al dat serieuze mediteren en bidden!
De terugreis naar de parkeerplaats van Pura Besakih gaat opnieuw achterop de scooter. De motor blijft uit, want we dalen! Sjef grapt: “Dat doe je zeker omdat ik niet wil betalen!”
De taxichauffeur en zijn zoon zijn in een warung soto ayam aan het eten en Sjef wordt uitgenodigd om dat eveneens te doen. Eenvoudige makan, maar wel enak!
Intussen vermaken Marcel, Arita en Yvonne zich bij het strand van Sanur.
Na een gezamenlijke lunch in het restaurant waar we ook gisteren heerlijk hebben gegeten, neuzen we nog wat rond in een winkel met kunstobjecten. Daarna gaat Sjef even zwemmen in het zwembad van het hotel en houdt Yvonne rust op de veranda van onze kamer. Marcel en Arita gaan nog wat shoppen en schaffen een kunstobject aan.
Om 16.30u worden we bij het hotel opgehaald door een leuke, goed Engels sprekende, chauffeur die ons brengt naar het schiereiland ten zuiden van de airport van Bali. Daar staat op een uiterste punt van het schiereiland, hoog op de steil uit de Indische Oceaan oprijzende rotsen de zeetempel Uluwatu. Daar genieten we een klein uur in een openluchttheatertje – met uitzicht op de oceaan en de tempel – van een voorstelling van de beroemde apendans: Kecak en Fire Dance. Er lopen hier ook echte apen rond, dus het is opletten voor brillen e.d. Sarong uiteraard weer verplicht!
Zo’n 60 mannen met ontbloot bovenlijf zijn in de apendans actief met het maken van voortdurende ‘tsakketak’-geluiden. Eén van de mannen zingt de maat door voortdurend op hoge toon ‘oe’ te roepen. En tegelijkertijd worden de handen en bovenlijven van de meestal zittende dansers ritmisch bewogen. Opeens lijkt het een beetje op het Ramayana-ballet van Yogya, want ook hier wordt opgetreden door prachtig uitgedoste figuren uit die legende. Zo af en toe is er ook nog tijd voor wat gekkigheid met het enthousiaste publiek in het stampvolle theatertje. Al met al een indrukwekkend gebeuren, niet in de laatste plaats omdat tegelijkertijd met de voorstelling kan worden genoten van een prachtige zonsondergang boven de oceaan.
Na afloop brengt onze gids, die zelfs een lied in het Nederlands kan zingen (Tulpen uit Amsterdam!), ons naar het mooie strand van Jimbaran, vlakbij het vliegveld, waar we in het nachtelijke duister aan tafels in het zand kunnen genieten van garnalen, vis en andere heerlijkheden, gemaakt in de vele visrestaurants die hier naast elkaar zijn gevestigd. Sommige van die restaurants beschikken aan de strandzijde over kleine podia, waarop Balinese danseressen en dansers hun kunsten vertonen. Een waardige afsluiting van onze laatste volle dag in Indonesië!
DE TERUGREIS
Donderdag 4 augustus
Vandaag gaan we na 3½ week reizen door het Verre Oosten terug naar Nederland. We worden pas om 17.00u opgehaald, dus er is vandaag tijd voor rust, dat wil zeggen dagboek bijwerken, aan het zwembad liggen, winkeltjes kijken. En dat doen we dan ook.
Om 12.00u is het uitchecken uit het hotel geblazen. Onze bagage wordt een paar uur opgeslagen. Lekker lang lunchen doen we in ons ‘stamrestaurant’, niet ver van het hotel.
Na de lunch lopen we met zijn vieren nog een tijd over de ‘boulevard’ van Sanur en we bekijken het kyte-surfen dat daar wordt beoefend. Verschillende Balinezen proberen ons nog wat te verkopen – een sieraad, vervoer en dergelijke –, maar nemen, als ze horen dat we over een paar uur naar Belanda gaan, genoegen met een gezellig praatje. Men blijft ook hier hoffelijk!
Na terugkomst in het hotel wachten we nog een uurtje in de lobby van het hotel op onze chauffeur. Natuurlijk kleden we ons ook alvast om, in het perspectief van lagere temperaturen, maar ook om er gewoon netjes uit te zien!
De chauffeur is keurig op tijd en brengt ons naar het vliegveld. Onderweg bekijken we voor het laatst het Indonesische leven en het Indonesische verkeer om ons heen. Geen spoor meer van verbazing natuurlijk, na drie weken eiland hoppen in de Insulinde-archipel.
In de terminal van de airport het al wekenlang gebruikelijke tafereel: Marcel komt tot zijn grote ergernis nooit piepvrij door de security-controles. Dus steeds moet hij worden gefouilleerd. De reden van al het Marcel-gepiep blijft onduidelijk.
Ons toestel van Singapore Airlines heeft een lichte vertraging van 20 minuten. We hebben een goede avondvlucht naar Singapore met onderweg een diner. Even over 22.30u worden we op Chanti Airport afgezet voor de overstap naar Amsterdam. Dat betekent in ons geval een verplaatsing van de ene naar de andere terminal door middel van een peoplemover. Wel een kleintje, dus we staan als haringen in een ton.
Ook in Singapore begint Marcel weer te piepen – we zijn eraan gewend! –, maar we halen desondanks met gemak – nou ja, we moeten toch nog heel wat lopen op de terminals; wat dit betreft is Schiphol met zijn vele rolbanen beter uitgerust – ons vliegtuig naar Amsterdam.
Vrijdag 5 augustus
Ons vliegtuig naar het vaderland stijgt kort na middernacht op en begint aan de twaalf uur durende vlucht naar Schiphol. Eenmaal in de lucht krijgen we heerlijke drankjes, waaronder whisky, en een souper voorgezet. Daarmee houdt ook de vergelijking met de vlucht van Kuala Lumpur naar Amsterdam twee jaar geleden op, want dit keer geen windzakken en ander ongerief. Ook het slapen, dutten of soezen gaat ons – in ieder geval Sjef en Yvonne – dit keer beter af.
Na een stevig ontbijt, om 05.00u Nederlandse tijd, landen we om 06.45u weer op vaderlandse bodem. We constateren dat het in vele opzichten een enerverende reis is geweest. Weer eens heel wat anders dan de gebruikelijke USA (Marcel en Arita).
Sjef en Yvonne nemen afscheid en gaan naar de van tevoren gereserveerde taxi die hen naar huis zal brengen. Om 08.15u zijn we weer thuis, waar alles gelukkig in goede staat wordt aangetroffen. We gaan niet naar bed, maar naar Albert Heijn en we hopen de ‘jetlag’ pas ’s avonds te kunnen verwerken, hetgeen gelukkig prima lukt.
Indonesia … sampai jumpa!
– – –
(copyright JWE van de Poel)