Indonesië / Maleisië 2009

Een reis met ‘eigen vervoer’ door Java, Sumatra en Maleisië

DE DAG VOOR HET VERTREK

Vrijdag 28 augustus:

Morgen is het dan zover. We gaan met reisorganisatie Riksja – de werkgever van onze dochter Linda – op reis naar wat Multatuli in zijn boek Max Havelaar ooit noemde “’t prachtig rijk van Insulinde dat zich daar slingert om de evenaar, als een gordel van smaragd …”. Maar dat was in 1860 en Indonesië was toen nog Nederlands-Indië.
Vandaag worden de rugzakken en de grote weekendtas van Yvonne ingepakt. De weekendtas blijkt 20 kilo te wegen en de grote rugzak van Sjef ongeveer 15 kilo. Prima gewicht dus.
Diverse familieleden en vrienden bellen ons op om ons een goede reis te wensen. En dat is precies wat het gaat worden: een reis en géén vakantie !
Sjef krijgt desgevraagd telefonisch van de Indonesische ambassade in Den Haag het – als het goed is – juiste nieuwe adres door van één van de huizen waar Yvonne in Jakarta heeft gewoond. In plaats van Kembajoran Blok O moet het nu zijn: Kembayoran Pulo. Dat past ook beter bij onze achternaam! We gaan het volgende week in Jakarta uitvinden.
Leuke dame trouwens van de ambassade: “Ik wil u graag helpen meneer !”. Zouden alle Indonesiërs zo zijn ?

HET VERTREK NAAR INDONESIË

Zaterdag 29 augustus:

Eugène brengt ons ’s ochtends met zijn auto naar Schiphol. Omdat we rond het middaguur vertrekken hoeven we (gelukkig) niet vroeg op.
Om 12.15u kiezen we het luchtruim met een Boeing 777 van Malaysia Airlines, naar verluidt een hele veilige luchtvaartmaatschappij. Onze bestemming is de Maleisische hoofdstad Kuala Lumpur.

  • 16.30u Nederlandse tijd:
    We zijn zojuist over de Kaspische Zee gevlogen en reeds 3800 kilometer onderweg. Nog 6700 kilometer te gaan en de nacht nadert snel, zo geeft het display in de stoel aan. We vliegen nu richting Turkmenistan. Onze route gaat dus – zoals Flight Simulator van Sjef al had aangegeven – niét over het Midden-Oosten. Eerder tijdens onze vlucht passeerden we Berlijn, Warschau en Kiev. En inderdaad … op dit vliegtuig lopen mooie Maleisische stewardessen rond in lange gewaden. Tot nu toe worden we goed door hen verzorgd.
    – 18.06u Nederlandse tijd:
    Qua afstand zijn we precies op de helft van deze vlucht. We vliegen precies tussen Kabul en Kandahar door. Kortom: we vliegen boven Afghanistan. Buiten is het pikkedonker en op de grond valt – in vergelijking met Europa – nauwelijks iets te zien. ’t Moet wel een zeer onherbergzame streek zijn, 10 kilometer onder ons.
    – 22.55u Nederlandse tijd:
    We naderen de Zuid Thaise kust en zijn nog 1000 kilometer verwijderd van ‘KL’, zoals Kuala Lumpur in Maleisië wordt genoemd. ’t Is nog steeds nacht en veel passagiers proberen te slapen. Yvonne en Sjef lukt dat niet. Tim en Linda hebben meer geluk.
    Ondertussen passeerden we in het duister Pakistan en India. Ook hier weinig licht op de grond. De koers lag ten zuiden van New Delhi, Calcutta en Rangoon, de hoofdstad van Birma.
    – 0.05u Nederlandse tijd:
    Na zo’n twaalf uur vliegen zijn we geland op de grote internationale luchthaven van Kuala Lumpur. Het is hier nog nacht en de lokale tijd is 06.05u. Overal om ons heen is bliksem te zien. Wat een welkom !

Zondag 30 augustus:

  • 01.45u Nederlandse tijd; 07.45u Maleisische tijd:
    Het is hier in Kuala Lumpur intussen licht geworden, maar het is zwaar bewolkt. We weten niet hoe warm het buiten is. Binnen in de terminal genieten we van airco. De luchthaven van KL is heel modern en van een prachtige architectuur. We moeten hier drie uur wachten op onze volgende vlucht, die ons naar Indonesië zal brengen. De helft van deze wachttijd is intussen alweer voorbij. We zijn duf en proberen Maleise woordjes te leren. De speaker van de luchthaven helpt ons hierbij! Er wordt, zo te horen, steeds in drie talen omgeroepen: Maleis, Engels en Chinees. Men is hier op de luchthaven ook druk bezig met de Mexicaanse griep. Er wordt aan warmtecontrole gedaan en we zien veel mondkapjes, bij officials, maar ook bij gewone mensen. Aangezien we nu Maleisië nog niet ingaan – dat gebeurt pas over twee weken – blijven controles op onze temperatuur ons nu nog bespaard. We zitten hier trouwens op comfortabele rustbanken naar buiten te kijken en er is een moslim-gebedsruimte vlakbij ons. Eén voor mannen en één voor vrouwen. Met onze euro’s kopen we mineraalwater.
    – 05.35u Nederlandse tijd; 10.35u Indonesische tijd:
    Yvonne zet na 50 jaar opnieuw voet op Javaanse bodem ! De vlucht van Kuala Lumpur naar Yogyakarta – ruim twee uur – in een Boeing 737 van, alweer, Malaysia Airlines verloopt prima. ’t Is mooi weer en vanuit het vliegtuig zijn diverse Javaanse vulkanen goed te zien.
    We verlaten in Yogyakarta het vliegtuig door middel van een trapje en het voelt buiten gelijk warm, maar gelukkig niét verzengend heet aan.

– Aankomst luchthaven van Yogyakarta –

In het kleine terminalgebouw worden we ‘ontsmet’ in verband met de Mexicaanse griep. Dat geschiedt door het passeren van een speciaal daartoe opgesteld poortje, waaruit, zo te voelen, lucht onder sterke druk wordt geblazen. Ook de handen moeten ergens in het apparaat worden gestoken. We laten het allemaal maar gebeuren. De mondkapjes zijn ook hier in Indonesië duidelijk aanwezig, maar alleen bij het personeel.
We vullen de onvermijdelijke papieren in en kopen een visum voor 20 euro per persoon. De Indonesische douane toont zich zeer geïnteresseerd in Sjefs medicijnen.
Door een misverstand aan onze zijde wacht er geen taxichauffeur op ons. Geen nood … voor 50.000 rupiah – dat is ongeveer €3,50, voor ons een schijntje – brengt een gewone taxi ons naar ons hotel; het Duta Garden Hotel, midden in Yogyakarta. Maar eerst nog onze laatste euro’s inwisselen voor rupiahs.
Dan volgt de eerste kennismaking met Indonesië; een echte Javaanse taxirit door het in onze ogen chaotische stadsverkeer van “Yogya”, zoals we de naam van de stad hier kortweg moeten uitspreken. Onze chauffeur scheurt overal doorheen en weet, zo ervaren wij dat, aanrijdingen met andere auto’s en de vele brommers of scooters altijd nét te voorkomen. Het ziet er links en rechts van de wegen nogal rommelig, om niet te zeggen armoedig, uit. Veel eettentjes en kleine bedrijfjes. Al snel zien we de eerste ‘becaks’ , de bekende Javaanse fietstaxi’s. Veel van die becaks staan overigens stil langs de weg en de eigenaar vertoeft er dan meestal slapend in. Een merkwaardig gezicht.
Onze chauffeur zet ons eerst bij het verkeerde Duta hotel af, maar ons hotel blijkt, gelukkig, hier niet ver vandaan te zijn; naar het lijkt in een klein achteraf straatje. We arriveren hier om 12.00u lokale tijd en hebben geen idee waar we precies in Yogya zijn, maar ons hotel is geweldig mooi. ’t Ziet er echt Javaans idyllisch uit met een prachtige binnentuin en een fijn zwembad in de tuin. We klokken een temperatuur van 32˚C en een vochtigheidsgraad van 58. Niet verkeerd dus!

– Appartementenhotel Duta Garden in Yogya –

Na een zwempartij, waaraan ook Yvonne deelneemt (!), zoeken we toch maar even ons bed op. Onze kamers zijn mooi, gegroepeerd rond de binnentuin en elk voorzien van een eigen veranda met meubilair ! In de kamer is airco én een boven het bed draaiende ventilor. We slapen hier heerlijk koel.
Om 17.15u lokale tijd staan we weer op en ongevraagd wordt ons op onze veranda thee met cake geserveerd. We krijgen al een beetje het ‘tempo doeloe’ gevoel. Dan volgt een openbare islamitische gebedsoproep – luid en duidelijk – en om 18.00u is het hier alweer donker. De temperatuur is gezakt tot 27˚C en de vochtigheidsgraad gestegen tot 64. Ook goed.
– 20.15u Indonesische tijd
’s Avonds gebruiken we een eenvoudige maaltijd in ons hotel, dat bij nadere bestudering van de stadsplattegrond niet ver van het beroemde paleis van de sultan van Yogya blijkt te liggen. Vóór de deur van het hotel staan in het duister verschillende becaks te wachten op passagiers. Naast het hotel is een soort van open moskee of koranschool. Het is er erg druk met vooral jonge kinderen. De meisjes allemaal in lange witte gewaden én hoofddoek. Een volwassen man – de imam (?) – is voortdurend aan het woord en geeft kennelijk uitleg over de Koran. Ook wordt er veel, afwisselend staande en gebukt, gebeden.
Later op de avond horen we veel drumgeluid in de omgeving. Komt uit de buurt van de koranschool. Ook horen we steeds het geluid van islamitische gebeden, die versterkt aan de omgeving worden doorgegeven. Het houdt maar niet op. We zijn hier echt in een islamitisch land en het is ook nog ramadan.

– Koranschool naast ons hotel –

De fauna in onze binnentuin bestaat – tot nu toe waargenomen – uit één rat, één muis, een paar kikkers en vele kleine hagedisjes, ter plaatse beter bekend als ‘cicaks’. Deze laatste beestjes zullen we op onze reis nog talloze malen zien. Ze zijn een beetje het handelsmerk van Indonesië en Maleisië en zitten meestal hoog op de muren of ‘hangen’ aan de plafonds om daar insecten te verschalken. Mensen doen ze absoluut geen kwaad. Integendeel, het is leuk om naar al die cicaks te kijken.

YOGYAKARTA

Maandag 31 augustus:

Na een relatief comfortabele en koele eerste ‘Indische’ nacht – slechts onderbroken door een wakker-geworden-pauze om 02.30u (de airco maakt toch wat lawaai en horen we ‘Allah’ weer in de verte?) – begint de dag met een ontbijt onder de ‘pendopo’ van het hotel, simpel gezegd een dak op poten zonder zijmuren, een typisch Javaanse constructie. Er is keuze tussen Europees en Indisch voedsel. In het laatste geval krijg je onder meer kroepoek bij het ontbijt. Dat is even wennen.
Om 09.00u staat onze eerste privé-taxi klaar om ons naar de eerste officiële bezienswaardigheid van onze reis te brengen: de wereldberoemde Borobudur. Dat is toch wel anderhalf uur rijden; eerst langzaamaan door het drukke stadsverkeer van Yogya en later door allerlei dorpjes die aaneengesloten lijken. Overal langs de weg is handel. Je vraagt je onwillekeurig af wie al die handel koopt. Verder lopen overal mensen en rijden er talloze scooters. Java is inderdaad een dichtbevolkt eiland! Onderweg zijn er geen fraaie vergezichten, maar wel zien we veel palmbomen en later ook akkertjes waar men rijst verbouwt (sawahs) en tabak.

– Stoepa’s op de Borobudur –

En daar komt dan het wereldwonder in zicht: de Borobudur. Het gaat om een boeddhistisch heiligdom uit 750-850. We nemen ter plaatse een gids, die erg zijn best doet, zowaar ook humor heeft, maar Engels spreekt dat af en toe niet goed verstaanbaar is. Het is warm hier, maar gelukkig is er soms ook wat wind. De Borobudur is echt heel indrukwekkend. We ervaren het als heel vreemd dat we nu ‘opeens’ bij zo’n beroemd bouwwerk zijn.
Onze gids legt ons de betekenis uit van de vele reliëfs op de Borobudur, en vertelt over de Boeddha’s met hun verschillende handenposities (mudra’s) en over de stoepa’s bovenop de Borobudur. Stoepa’s zijn een soort stenen stolpen met gaten erin, waaronder een beeld van Boeddha is ‘verstopt’. Het lukt ons allemaal door een van de gaten van een bepaalde daarvoor in aanmerking komende stoepa de handen (mannen) of voeten (vrouwen) van de verscholen Boeddha te raken, waardoor onze wensen kunnen worden vervuld.
Na afloop van ons bezoek aan de Borobudur wordt vooral Sjef gek van de vele straatverkopers die zeer vasthoudend om hem heen blijven cirkelen (“Bestaat er ook sellers-deet?”).
Na een eenvoudige lunch in een al even eenvoudig eetstalletje bij de Borobudur bezoeken we de nabijgelegen kleine Boeddhistische tempel Candi Mendut, waarin drie prachtige, grote Boeddhabeelden zijn opgesteld.

– De Boeddhistische tempel Candi Mendut –

Op voorstel van onze chauffeur houden we, weer wat verderop, halt bij een fabriekje annex toonzaal van Borobudur-zilver, een variant van het beroemde Yogya-zilver. We nemen aan dat onze chauffeur een percentage krijgt als wij besluiten daar iets te kopen, maar we vragen het natuurlijk niet. Zo zijn nu eenmaal de codes. We zien allerlei leuke bedrijfsprocessen en er is veel moois te koop. Yvonne laat dit niet passeren en koopt een zilveren ketting met bijpassende armband.
Dan wordt het tijd om naar de derde, of vierde zo je wilt, bezienswaardigheid van vandaag toe te gaan: het beroemde hindoeïstische tempelcomplex Prambanan, iets ten oosten van Yogya, uit ongeveer dezelfde tijd als de Borobudur. Onderweg passeren we weer vele palmplantages en sawahs.

– Werken op de sawahs bij Yogya –

Bij de Prambanan aangekomen huren we opnieuw een gids, die zowaar een beetje Nederlands spreekt. Hij legt ons goed uit waar het in dit prachtige complex – helaas flink beschadigd tijdens de grote aardbeving van 2006 – precies om gaat. Helaas is de belangrijkste, 47 meter hoge, tempel, gewijd aan de hindoegod Shiva, wegens restauratiewerkzaamheden niet toegankelijk. Dat geldt ook voor de belendende tempels, gewijd aan de goden Brahma en Vishnu. Een kleinere tempel, waarin Shiva’s stier Nandi, kan wel worden bezocht. Maar tijdens onze wandeling over het complex krijgen we toch een goede indruk van de Prambanan.

– Een tempel op het indrukwekkende Prambanan-complex –

We treffen het dat onze gids niet alleen zeer geestig is, maar ook nog eens een goede fotograaf. Dat levert leuke familieplaatjes op. De zon staat intussen laag en gaat bijna onder. Prachtig voor de foto’s. Ook is er een lekker windje, zodat we hier echt kunnen genieten van deze prachtige en interessante plek op Java.
Tenslotte brengt onze gids ons op ons verzoek naar een ‘Tempo Doeloe’-restaurant in Yogya. Daar krijgen we een smakelijk diner-buffet voorgeschoteld voor slechts 8 euro per persoon. De prijs is inclusief muziek door een gamalanorkestje – de muzikanten zijn zeer op leeftijd en lijken soms in slaap te vallen! – en een fraaie, iets jongere, zangeres, die een geluid voortbrengt dat wij met onze westerse oren maar matig kunnen waarderen. Ook verschijnt er nog een danseres in vol, kleurrijk, ornaat ten tonele, die wat danspassen ten beste brengt. We vermaken ons hier prima.

– Bejaarden gamalanorkest in Tempo Doeloe restaurant te Yogya –

De dag beëindigen we door ons met twee becaks naar huis te laten rijden. Over de prijs moet steeds worden onderhandeld en Linda toont zich daar een meester(es) in. We leren dat onze lichamelijke formaten wat afwijken van die van de gemiddelde Javaan, zodat we een volgende keer méér becaks moeten huren. Maar een spannende gebeurtenis is het wel, rijden met een becak door het donkere Yogya. En de eigenaren-fietsers: daar kun je leuke contacten mee hebben. Er wordt veel gelachen op Java!

Dinsdag 1 september:

– Het paleis van de Sultan (het Kraton) in Yogyakarta –

Vandaag blijven we in de stad Yogyakarta. Na het ontbijt laten we ons per becak naar het Kraton, oftewel het paleis van de sultan, brengen. Een top-bezienswaardigheid in Yogya. We huren een 81-jarige gids die, gehuld in traditionele Javaanse kledij – met kris op de rug -, nog een aardig mondje Nederlands spreekt. Hij kent veel Nederlandse spreekwoorden en uitdrukkingen en vertelt aan één stuk door over sultan Hamengo Buwono (door hem oneerbiedig ‘Hanky Panky’ genoemd) die ooit in Leiden studeerde en lid was van Minerva. De sultan heeft dezelfde lidmaatschapsbul – in het Latijn – als Sjef!

– Onze geestige gids in het Kraton van Yogya –

Het paleis is een uitgestrekt geheel van lage gebouwen, soms halfopen (pendopo’s), die er veelal erg fraai uitzien. Op het terrein lopen veel oude mannen rond, traditioneel gekleed net als onze gids en allemaal blootsvoets. Al met al een indrukwekkende ervaring om hier in het Kraton te zijn.

– Batikker in de wijk Taman Sari te Yogyakarta –

Vervolgens lopen we de aanpalende wijk Taman Sari in, waar veel batikbedrijfjes zijn. Yvonne en Linda kopen er ieder een echte batiksarong voor niet teveel geld. Ook is hier in de nauwe straatjes een uitgebreide vogeltjesmarkt.
We wandelen door naar het nabijgelegen ‘waterkasteel’ met dezelfde naam als de wijk: Taman Sari, wat zoveel betekent als ‘geurende tuin of park’. Dit was ooit een lusthof van de sultan. Het kasteel beschikt over een zeer opvallende witte gevel met talrijke ornamenten. We hoefden aanvankelijk niets te betalen, omdat we via de ‘achterkant’ waren binnengekomen. Aan de voorkant aangekomen toch maar het inmiddels bekende ‘schijntje’ afgerekend (“U bent een eerlijke toerist!”).

– Het waterkasteel Taman Sari in Yogya –

Per becak gaan we vervolgens naar het Alun-Alun-plein. De straatjes hellen soms en onze ‘drivers’ moeten af en toe lopen en duwen. Zwaar werk voor in onze ogen weinig geld.
Na van een eenvoudige lunch te hebben genoten, bezoeken we de nabijgelegen omvangrijke Pasar Beringharjo, waar Sjef nog twee batikshirts koopt, waaronder één echte. Deze pasar is de belangrijkste van Yogya. Het wemelt hier van de verkopers en bezoekers en we hebben veel bijkijks. Linda onderhandelt over de prijzen en met succes!

– De drukke Pasar Beringharjo in Yogya –

Tenslotte gaan we per andong (paardenrijtuig) weer terug naar ons hotel voor een aangename zwempartij en diner.
’s Avonds gaan we met een busje met Nederlanders (wij), Fransen, Duitsers en een Engelsman naar het beroemde Ramayana-ballet, dat in de open lucht, alleen bij volle maan (we hebben dus geluk, want het is tijdens ons verblijf in Yogya volle maan), wordt opgevoerd met de verlichte Prambanan als fantastisch achtergronddecor. We maken – gezeten in VIP-zetels en voorzien van een gratis voedselpakketje – de schitterende uitbeelding van een Javaans/Indiaas sprookje mee. De dansers en danseressen zijn gestoken in de meest fraaie traditionele kleding en muzikaal wordt dit begeleid door twee grote gamelanorkesten. Een echte belevenis in de tropennacht!

– Fraaie danseressen in het Ramayana-ballet in Yogya –

Woensdag 2 september:

Vandaag verlaten we Yogyakarta om per trein naar Bandung te gaan. ’s Ochtends duiken Linda en Tim nog even in het zwembad van ons hotel. Sjef en Yvonne lezen wat op hun veranda. Sjef begint met het herlezen van de Max Havelaar, een boek dat prima bij deze reis in Indonesië past.
Per taxi laten we ons naar het mooie station van Yogya brengen. Aldaar vertrekt vrijwel op tijd – 12.30u – onze airco-trein naar Bandung. Luxe stoelen, volop plaats; alleen het toilet is minder. Onderweg wordt op bestelling bij een blauw gesluierde dame de smakelijke lunch (Nasi Rames e.d.) geserveerd.

– Interieur van onze trein in Indonesië –

De treinreis voert door het mooie Javaanse land met zijn uitgestrekte sawahs en zijn vele kampongs (kleine dorpjes) en dessa’s (grotere dorpen). ’t Ziet er van dichtbij soms wat armoedig uit, maar idyllisch is het allemaal wel. Dat geldt vooral voor de ‘plaatjes’ van kromstaande mannen en vrouwen, soms getooid met de karakteristieke kegelvormige hoed, in de rijstvelden. Kennelijk zijn er natte en droge sawahs. Kale veldjes worden in de brand gestoken; wellicht de voorbereiding van een nieuwe oogst. Soms staan groepen kampongbewoners de passerende trein na te staren. Al met al ziet het er best gemoedelijk uit.

– Urenlang trekt het Javaanse landschap aan ons voorbij! –

De treinreis is naar schatting tussen de 400 en 500 kilometer lang en de trein, die onderweg niet vaak stopt, doet er zo’n 7½uur over. Jammer genoeg rijden we het laatste gedeelte – door de bergen bij Bandung, waar de bekende fotogenieke gestapelde sawahs te zien zijn – in het nachtelijke duister. Maar we hopen morgen voldoende van dergelijke sawahs te zien.
Om 20.00u arriveren we in Bandung. Nog voor de trein goed en wel stilstaat wordt die bestormd door overijverige kruiers in rood shirt. Eén kruier weet de weekendtas van Yvonne te bemachtigen – met haar toestemming – waarmee hij tot ontsteltenis van Sjef, die het allemaal niet direct in de gaten heeft, een andere trein inklimt. Tegelijkertijd meldt zich op het perron onze chauffeur met een A4-tje met de naam van Linda erop geschreven. Het wordt nu snel duidelijk dat dit station geen tunnels of bruggen onder of boven de sporen kent. Je verplaatst je van het ene naar het andere perron – in ons geval de uitgang – door simpelweg dwars door een stilstaande trein te lopen. Een heel vreemde ervaring. Yvonne begrijpt het onmiddellijk, Sjef wat minder snel.
In ons hotel in Bandung aangekomen krijgen we nogal wat Sms-berichten uit Holland over een aardbeving in het westen van Java: “Hebben jullie er iets van gemerkt?”. Desgevraagd wordt de aardbeving aan ons door onze Indonesische contactpersonen bevestigd. In Bandung is de beving gevoeld, maar wij zaten op dat tijdstip (15.00u) in de trein, die op zichzelf al voor de nodige schommelingen zorgde. Kortom, we hebben geen aardbeving gevoeld. Iedereen thuis weer gerust gesteld. Er blijken doden gevallen te zijn, maar gelukkig niet in Bandung.
Ons hotel is prachtig, met veel tempo doeloe-foto’s uit de koloniale tijd aan de wanden. Ook is er een mooi zwembad, waarvan wij echter geen gebruik maken.

BANDUNG

Donderdag 3 september:

Een dagje omgeving Bandung met heerlijk weer. Veel zon, niet te warm. ’s Ochtends meldt zich onze gids, zodat we met twee Indonesische heren op stap gaan in een comfortabel airco-busje. De gids blijft bij ons tot in Bogor; de chauffeur tot en met Jakarta. Nog wat aardbevings-sms-jes afgehandeld en dan op stap.

– Imposante krater van de Tangkuban Prahu vulkaan bij Bandung –

Door het drukke ochtendverkeer van Bandung koersen we – immer stijgend – naar het nabijgelegen dorp Lembang. We gaan tot zo’n 1800 meter hoog, naar de imposante krater van de Tangkuban Prahu vulkaan, wat zoveel betekent als ‘omgekeerd schip’, dit vanwege de vorm van de vulkaan, die afwijkt van ‘normale’ vulkanen. Diep in de krater is rook te zien en het ruikt naar zwavel. Vanaf hier hebben we ook prachtige uitzichten op het groene Javaanse berglandschap. Kortom … de moeite van een slechte toegangsweg (onder primitieve constructie) waard.
Vervolgens gaan we op weg naar het, eveneens hooggelegen, dorp Ciater. Onderweg stoppen we even bij een theeplantage en onze gids geeft ons de nodige uitleg. De fotogenieke theepluksters willen wel met ons op de foto, mits daar enige rupiahs tegenover staan. Graag gedaan !

– Theeplukster in de omgeving van Bandung –

In Ciater bezoeken we de hete openlucht baden, die worden gevoed met heet water vanuit de vulkaan. Er volgt een kortdurend ‘badpartijtje’ in water van 40ºC. Ook de vloertegels zijn ‘kokend heet’. Het valt dus allemaal niet mee! Lunch in het resort. Ciater blijkt ook over een mooie moskee te beschikken met blauwe koepels.
Dan gaan we weer terug naar Bandung over een bergweggetje met een point de vue op de diep onder ons gelegen stad. In een stalletje langs de weg kopen we lelijke, doch smakelijke pisangs.
Op voorstel van onze gids brengen we in Bandung een bezoek aan ‘Saung Angklung Udjo’, wat een indrukwekkende voorstelling blijkt te zijn door kinderen – ook hele kleine ! – van ‘anglungmuziek’ en dans. Deze muziek wordt gemaakt met instrumenten van bamboe en ligt prettig in het gehoor. Als publiek krijgen we ook onderricht en het is verbazend hoe snel we met zijn allen leuke melodieën kunnen maken. Tim en Yvonne doen nog mee met de ‘samendans’ met de kinderen. Al met al een geweldige belevenis !

– Leuke voorstelling in Saung Anklung Udjo te Bandung –

Op weg naar ons hotel stappen we nog even uit bij het zeer fraaie Gedung Sate, een monumentaal regeringsgebouw uit de jaren twintig; door Nederlanders gebouwd dus.
Overigens zie je overal in Bandung fraaie villa’s langs lommerrijke lanen. Morgen gaan we er nog wat meer van zien.
’s Avonds dineren we in ‘Paris van Java’, een modern, niet goedkoop, winkelcentrum met vele restaurants – voor elk wat wils. ’t Lijkt erop dat hier de wat meer westers georiënteerde Indonesiërs rondlopen. Het is er aangenaam druk, gezellig zelfs. Het eten is prima en zeker niet duur; wat te denken van een goede biefstuk voor 5 euro ? Buitenlanders zien we hier niet veel.
We beginnen zo langzamerhand echt te wennen aan Indonesië en wel in positieve zin.

Vrijdag 4 september:

We staan al om 06.00u op, omdat we vandaag een lange dag voor de boeg hebben, waaronder de verplaatsing naar Bogor, het voormalige Buitenzorg. Maar eerst hebben we in Bandung nog het een en ander te doen.

– Monument voor de aanleg van de Grote Postweg door Java –

Onze chauffeur en gids brengen ons naar de koloniale winkelstraat Braga. Onderweg zien we – tussen de gebruikelijke Indonesische huizen en de vele verkoopstalletjes – weer de nodige koloniale ‘villa’s’, meestal achter een traliehek !
Vlakbij Jalan Braga staat de RK-kerk van Bandung, een mooi gebouw waar we even binnen wippen. Er is zowaar een mis aan de gang. En we zien knielende Indonesische dames bij een Mariabeeld. Weer eens wat anders in dit moslimland.
In de Jalan Braga staan nog wat interessante pandjes, zoals de oud-Hollandse bioscoop en Het Snoephuis, waar men Hollandse koekjes verkoopt met aanduidingen in het Nederlands. Heel apart ! Natuurlijk laten we de gelegenheid niet voorbij gaan om iets te kopen.
Verder lopen we op de Jalan Asia Africa nog langs twee Art deco-hotels (Homan Savoy en Prianger), die er modern uitzien, maar toch al zo’n 80 jaar oud zijn. In het Gedung Merdeka (het voormalige Concordia) vond in 1955 – op initiatief van president Soekarno – de ‘Bandungconferentie’ plaats van ongebonden landen in Afrika en Azië. Vandaar de straatnaam !
Dan rijden we tenslotte naar het Ereveld Pandu, waar de eerste vrouw van Yvonne’s vader – de moeder van Guus en Ria – begraven ligt. We zorgen voor een bloemstukje en tekenen het register. Vreemd om zo ver van huis ineens de naam ‘Schutijser’ op een kruis te zien staan. Het ereveld wordt zeer goed onderhouden en het ziet er allemaal indrukwekkend uit. We vertoeven hier enige tijd.

– Nederlands Ereveld Pandu te Bandung –

Het wordt tijd om Bandung te verlaten, op weg naar Bogor. We krijgen weer te maken met het chaotische Javaanse verkeer. De tweebaanswegen worden continue als driebaanswegen gebruikt door talloze auto’s en scooters. En het gaat eigenlijk altijd goed, dus we leren er niet meer van op te kijken. We hoeven geen ‘hati-hati’ te roepen, want onze chauffeur kijkt zelf wel goed uit. Eigenlijk kan het verkeer hier als een ‘relaxte chaos’ worden gekenschetst.
Spoedig rijden we weer in groen bergland en we hebben soms fraaie uitzichten op de omringende sawahs. Het blijft onverminderd druk en erg snel kunnen we niet rijden.
In het stadje Cipanas, een kuuroord, staat een fraai houten paleis uit de Nederlandse tijd. We gebruiken elders in het stadje een heerlijke lunch – een rijsttafel – in een restaurant met zeer gastvrije bediening. We krijgen na afloop zelfs nog een pakje thee per persoon als cadeautje.
Bij de 1500 meter hoge Puncak-pas stappen we even uit om van het prachtige uitzicht op de omringende theeplantages te genieten. Yvonne en Linda kopen er bij een straathandelaar drie mooie aquarellen met Javaanse landschappen en uiteraard doet Linda weer de onderhandelingen over de prijs. Dat doet ze prima. Een volleerd Schutijser !
Bogor blijkt – enigszins tot onze teleurstelling – géén rustig dorp in de bergen te zijn, maar een stad met heel veel verkeer. Onze gids zegt dat dat komt door de vrijdagvieringen in verband met de islamitische vastenmaand ramadan.
We maken met onze gids én onze chauffeur een wandeling annex autorit door de beroemde botanische tuin van Bogor, waarin het mooie voormalige Buitenzorg-paleis staat van de Nederlandse Gouverneurs-generaal. Een prachtige rustige oase in het drukke Bogor.

– Het paleis van Bogor, het voormalige Buitenzorg –

’s Avonds gebruiken we een eenvoudige doch voedzame maaltijd in een eenvoudig restaurantje niet ver van ons al even eenvoudige hotel. Qua verkeer lijkt het hier veel drukker dan bijvoorbeeld in Amsterdam. Het lijkt hier wel New York !

JAKARTA

Zaterdag 5 september:

Vandaag staat Jakarta, de geboorteplaats van Yvonne, op het programma. Om 06.00u op en om 08.00u weg. Halverwege Bogor en Jakarta halen we langs de snelweg onze gids op. Misverstand; 50 minuten wachten; dus niet! We besluiten de gids naar Jakarta, de oude haven Sunda Kelapa, te laten gaan. Onze chauffeur regelt dat.
In Jakarta aangekomen gaan we eerst op zoek naar het huis waar Yvonne vanaf haar geboorte heeft gewoond: Cipinang Cempedak 3. De chauffeur, en Sjef als kaartlezer, klaren dat klusje met gemak. Het huis blijkt als zodanig niet meer te bestaan. Door de huidige Indonesische bewoners van huis nr. 15B worden we hartelijk ontvangen. De straat valt Yvonne wat tegen, maar ja … er is hier veel veranderd, en niet ten goede! Toch staan er in deze buurt nog veel mooie huizen.

– De eerste woonstraat van Yvonne, Cipinang Cempedak, is gauw gevonden –

Ons volgende doel, het geboorte(zieken)huis van Yvonne – het St.Carolusziekenhuis –, is ook makkelijk te vinden. Deels heeft het ziekenhuis nog de oude vorm, maar er is ook een hoog ziekenhuisgebouw naast en achter het oude pand geplaatst. In het ziekenhuis, waar het koel en druk is, maken we een sanitaire stop. Het is leuk om hier even te zijn. Ook Ria en Eric zijn hier geboren.
Dan volgt een rit van ongeveer zes kilometer door Jakarta, waar we drie kwartier (!) over doen. Jakarta is een continue verkeersinfarct en soms denk je dat je wandelend – in ieder geval fietsend – sneller bent. Gelukkig hebben we airco in onze auto. Onderweg zien we een mix van luxe en pure armoede, horend bij een derdewereldland.

– De oude haven Sunda Kelapa in Jakarta –

We ontmoeten onze gids bij de historische haven Sunda Kelapa. De grote (zeil)schepen aan de kade zien eruit zoals in de folders beloofd en het is een drukte van belang, niet met toeristen, maar met beladers en dergelijke die over lange, smalle loopplanken – hoog boven het vieze en stinkende water – de schepen bereiken. Een boeiend tafereel!

– Café Batavia in het oude gedeelte van Jakarta –

Daarna gaan we met onze gids erbij naar Old Batavia, waar we het prachtige voormalige Gouverneurshuis (stadhuis) bezoeken. Hier is nu het Historisch Museum van Jakarta – met veel koloniale meubels en VOC-insignes en –kanonnen – gevestigd. Verplichte kost ook voor de Indonesiërs, zo vertelt onze gids. Ook bekijken we de gerestaureerde Hoenderpassarbrug, een degelijke Hollandse ophaalbrug over een jammer genoeg stinkend kanaal.

– Op bezoek in het oude Batavia (Gouverneurshuis) –

Na een ‘very spicy’-lunch in een lokaal restaurant, waar Sjef en Tim minder tevreden mee zijn, bezoeken we het Monas National Monument, een 137 meter hoge ‘obelisk’ met gouden vlam en panoramaterras – gesloten wegens ramadan -, op het Merdeka Square, het vroegere Koningsplein. Het waait er aangenaam en het is leuk wandelen op dit enorme plein. In de verte zien we een trein passeren, waar sommige passagiers op het dak zitten ! Dat hadden we tot nu toe nog niet gezien.
Na onze wandeling rijden we nog langs een paar markante Jakarta-gebouwen, zoals het witte presidentiële paleis – prachtig ! een beetje het Indonesische Witte Huis –, de grote moskee Mesjid Istiqlal en de nabijgelegen Nationale RK-Kathedraal. Prachtig allemaal ! Dat geldt ook voor het district met de vele imposante wolkenkrabbers dat we onderweg passeren.
Tenslotte proberen we in het district Kebayoran Baru het andere ‘huis van Yvonne’ te vinden, in de wijk Pulo. Dat is tamelijk ingewikkeld, maar met behulp van de kaart, onze foto’s uit de oude tijd, de gids en een paar locals weten we de zeer waarschijnlijke plek toch te vinden. Deze wijk ziet er niet meer fraai uit en is sterk verbouwd, al vinden we ook hier af en toe nog mooie woningen. We maken een gezellig praatje met de huidige bewoners: echte Indonesiërs. Nogmaals ervaren we hoe aardig en behulpzaam de meeste Indonesiërs voor ons zijn.

– ‘Spoorloos’ in de wijk Pulo in Jakarta –

En dan is het mooi geweest in Jakarta; het is al bijna donker. We zetten onze jonge gids – Yvonne en Linda zijn weg van hem – af bij de nabij gelegen terminal en het winkelcentrum Blok M. Daarna rijdt onze goedlachse chauffeur via een onbegrijpelijke omweg over snelle tolwegen – hij is het vele stilstaan kennelijk zat – door Jakarta terug naar Bogor. Toch nog een beetje ‘Jakarta by night’.
Opvallend zijn in Indonesië de vele controles op van alles en nog wat. Ook op deze wijze bereikt men de mogelijke doelstelling ‘iedereen een baantje’. Zo wordt bijvoorbeeld elke geldautomaat bewaakt. Kom daar in Nederland eens om. We voelen ons – mede hierdoor – niet of nauwelijks onveilig in dit land, ook ’s avonds niet. Dat hadden we niet verwacht.
Wat hier in Jakarta ook opvalt zijn de controles op bommen in voertuigen door middel van spiegels die onder auto’s worden gehouden. Nog niet zo lang geleden is in Jakarta opnieuw een terroristische aanslag gepleegd op een hotel. De Javanen praten daar openlijk over en we krijgen de indruk dat het terrorisme door de lokale bevolking wordt verafschuwd.

– Het verkeer in Jakarta is echt een ramp! –

Wat valt ons nog meer op op de weg in Indonesië ? O ja, bij veel verkeerslichten op belangrijke kruispunten wordt door middel van een klok aangegeven hoeveel seconden het licht nog op rood of groen staat. Erg handig vinden wij … zouden ze in Nederland ook moeten invoeren.
’s Avonds gebruiken we een eenvoudige maaltijd in ons hotel en gaan we vroeg naar bed, want morgen moeten we om 03.00u opstaan voor onze vroege vlucht naar Medan op Sumatra.

MEDAN

Zondag 6 september:

Op Arthurs verjaardag – hij wordt alweer 27! – reizen we van Java naar Sumatra. Onze chauffeur haalt ons om 03.30u op. Het was een korte nacht, maar we hebben prima geslapen. Een uur later worden we op de luchthaven van Jakarta, Soekarno Hatta International Airport, afgezet door onze ook op dit vroege tijdstip vriendelijke chauffeur. We geven hem ten afscheid een flinke fooi en daarom (?) blijft hij maar naar ons zwaaien. Hij gaat na zijn ontbijt op de luchthaven terug naar Bandung. De luchthaven van Jakarta ziet er zeer modern en goed verzorgd uit. Bij de beveiliging zetten we echter enige vraagtekens.
We vertrekken met een mooi vliegtuig van prijsbreker Air Asia stipt op tijd, om 07.00u, en om 08.50u landen we veilig op de luchthaven Polonia van de grote stad Medan, de hoofdstad van Sumatra. Het is hier prachtig weer en niet te heet.
Een zekere Iwan, een echte ‘orang’ van Sumatra, haalt ons af en we maken kennis met onze nieuwe chauffeur die over een ruime en comfortabele aircobus blijkt te beschikken; helemaal alleen voor ons; wat een luxe en dat een hele week lang!
Na Yogyakarta, Bandung en Jakarta is Medan de vierde grote Indonesische stad die we bezoeken en tevens de laatste. Op Sumatra bezoeken we vooral het Indonesische platteland.
We overnachten één nacht in het midden in Medan gelegen Garuda Plaza Hotel van onze luchtvaartmaatschappij Air Asia. Onze kamer is héél fris. Iwan biedt ons een stadstour aan, van welk aanbod we graag gebruik maken.
Eerst zoeken we met zijn allen de voormalige woning van de familie Schutijser tegenover de prachtige Oude Gouverneurswoning. We komen er ter plaatse achter dat de woning sinds 2006 in gebruik is als ‘Medan Eye Center’ met bijbehorende nieuwe voorgevel. De wijk waarin de Schutijser-woning is gelegen oogt nog steeds fraai. Wat woonden en wonen de mensen luxe in deze ‘Europese wijk’ van Medan. Het is hier ook heel groen.
Het verkeer in Medan is veel rustiger dan in Jakarta. Ook hier zijn trouwens becaks, maar uitgevoerd als bromfietsen met overdekte zijspan. Weer eens wat anders!
Na het Schutijser-huis bezoeken we de nabij gelegen Vihara Gunung Timur, de grootste Chinese tempel van Sumatra, vol in bedrijf. Binnen veel altaren en wierook, buiten de stinkende ashoop van een herdenkingsvuur voor een overledene, aldus Iwan.
Dan rijden we naar het prachtige Maimoon-paleis, door de Nederlanders en een Italiaanse architect gebouwd voor de Sultan van Deli, zoals dit gedeelte van Sumatra heet. Blootsvoets bezoeken we het interieur, dat er bijzonder fraai uitziet.

– Het Maimoonpaleis van de Sultan van Deli in Medan op Sumatra –

Vandaar naar het Merdeka-plein met onder meer het voormalige Hotel De Boer (nu Dharma Deli), waar de ouders van Yvonne elkaar voor het eerst hebben ontmoet. Veel originele elementen nog in het interieur. Leuk om even geweest te zijn. Aan het plein staat ook het koloniale postkantoor – heel mooi gebouw ook -, met daarvóór een oude fontein, gewijd aan de Nederlandse tabaksplanter Nienhuys, de stichter van Medan.

– Het oude centrum van Medan bij Hotel De Boer –

Tenslotte krijgen we nog een uitvoerige rondleiding in de Mesjid Raya (Grote Moskee) door een kleinzoon van een imam. Een schitterend gebouw van buiten én van binnen ! Yvonne en Linda moeten een hoofddoekje op en Tim en Linda een sarong. Men houdt kennelijk ook niet van onbedekte mannenbenen. Onze enthousiaste gids blijkt ook een goede fotograaf te zijn.

– De fraaie Mesjid Raya te Medan –

’s Middags relaxen we bij het zwembad van ons hotel. Linda en Tim hebben veel bijkijks van gesluierde moslima’s. Sowieso zien we veel hoofddoeken in ons hotel en in Medan. We ontdekken dat er zelfs ‘halal’ Coca-Cola bestaat. Bij het avondeten in het hotel slikken we onze eerste malariatablet.
Na het eten komt Iwan nog even langs om met ons, en later met Sjef alleen, een praatje te maken. Héél gezellig.

BUKIT LAWANG

Maandag 7 september:

We gaan om 08.30u op weg naar het orang-oetang (‘oetang’ betekent, horen wij, ‘oerwoud’) rehabilitatiecentrum bij Bukit Lawang, aan de voet van de bergen, waar de Sumatraanse jungle begint. We slapen twee nachten in Bukit Lawang, dat uit een toeristenresort en een kampong bestaat.
De rit voert aanvankelijk nog door het drukke stadsverkeer van Medan en het nabijgelegen stadje Binjai. Verderop begint de ‘scenic route’ naar Bukit Lawang door het plantagelandschap van Deli. Hier, rijdend door buitengewoon fraaie landschappen van sawahs en plantages van palmoliebomen en ‘rubberbomen’, doorsneden door dalen van snelstromende riviertjes, krijgen we voor het eerst het echte ‘Sumatra-gevoel’. Het is hier in één woord schitterend.

– Merkwaardige borden langs de weg in Sumatra –

Onze chauffeur kent een paar woorden Engels en Nederlands en vindt het leuk dat wij Maleise woorden proberen te gebruiken. We krijgen onderweg zelfs Maleise les.
De kwaliteit van het wegdek is soms goed, maar vaak ook zeer beroerd met veel kuilen. Onze chauffeur – ‘sopir’ in het Maleis – doet het echter prima. Natuurlijk gaat alles erg langzaam, maar dat vinden we niet erg. Af en toe houden we ‘foto-stops’ en bekijken we een sawah en de hier en daar langs de weg opgestapelde vruchten van palmoliebomen van dichtbij. We zien ook hoe die vruchten worden geoogst; met een lange stok, waarop een soort mes is bevestigd. Heel indrukwekkend. Palmolie wordt onder meer gebruikt voor de bereiding van zeep. Van een ‘rubberboer’ langs de weg krijgen we een demonstratie van het tappen van – wit – rubbersap uit een rubberboom. Dit sap wordt opgevangen in een aan de boom bevestigde omgedraaide halve kokosnoot. Alles wordt hier gebruikt!

– Rubberboer aan het werk in Sumatra –

Onderweg zien we ook veel, in onze ogen magere, koeien met karakteristieke bult achter de nek. De daken van veel huizen bestaan uit geroest golfplaat of uit gedroogde palmboombladeren. Toch zien we ook wel fraaie stenen huizen.
Het resort Bukit Lawang ziet er mooi uit, veel beter dan we dachten. Langs het resort stroomt een riviertje, waarin we ’s middags gaan zwemmen. Over het riviertje is een leuke hangbrug gespannen voor de voetgangers. Jaren geleden schijnt in deze omgeving een forse overstroming geweest te zijn, waarbij veel doden zijn gevallen. Gelukkig is het nu rustig weer. We maken kennis met onze gids, die ons morgen naar de apen gaat brengen. We vinden het wel behoorlijk warm hier in de tropenzon.
Om 17.45u – het wordt al bijna donker – krijgen we onze eerste tropische (onweers)bui van deze reis voor de kiezen. Heftig onweer en zeer veel, hard neervallende regen. Het lijkt buiten al snel een zwembad. De ‘bui’ houdt aan tot ongeveer 22.00u. Tijdens de tropische regenval dineren we in de pendopo van ons resort-restaurant, waar nog meer Nederlanders van de maaltijd genieten. Al met al een bijzondere belevenis. Vlak voor het slapen gaan ontdekt Tim een heuse kakkerlak voor de deur van het appartement van Tim en Linda. De kakkerlak wordt verjaagd en blijft de enige kakkerlak van deze reis. Dat valt dus erg mee. Cicaks zijn ook hier in ruime mate aanwezig. Mogelijk eten zij alle muggen op, zodat wij er geen last van hebben. Hulde dus aan de cicaks!

Dinsdag 8 september:

Ruim voor 06.00u staan we al op voor onze ‘orang oetang-experience’. Na het ontbijt gaan we om 07.15u op pad met onze gids. Eerst de hangbrug over, dan even klimmen op een geitenpad en vervolgens meer horizontaal golvend door een rubberplantage. Opvallend is dat het pad nauwelijks nat of glibberig is van de zeer overvloedige regenval van gisteravond. De grond werkt hier kennelijk als een spons. Dat geldt ook voor de paden in de jungle, die wij nu betreden.
Onze gids – een jonge man – toont zich een groot kenner van flora en fauna in het Gudung Leuser National Park, waar we nu zijn.
En dan zien we onze eerste apen. Het is een familie van Thomas leaf apen, die alleen op Sumatra voorkomen. Geduldig en blij verrast slaan we hun bewegingen, hoog in de bomen, gade. De Orang Oetangs laten nog even op zich wachten. Na veel slingerpaadjes door het dichte oerwoud te hebben gelopen – hetgeen in deze vroege ochtend geen al te inspannende opgave is – spotten we (nou ja … onze gids!) een tweetal Orang Oetangs hoog in een boom. De vindplaats wordt door de gidsen per mobiele telefoon (!) doorgegeven, dus er zijn al meer kijkers.
Verderop, we zijn nu weer met ons vijven, ontdekt onze gids – nu echt zelf – een familie Gibbon apen, die zich normaliter maar zelden laten zien. We hebben dus geluk.
Later zien we nog twee uit de kluiten gewassen Orang Oetangs met elkaar spelen in de hoge bomen. Een zeer indrukwekkend gezicht, zo vlakbij.

– Orang Oetangs spotten in Gudung Leuser National Park –

De gids toont ons zo af en toe ook bomen en struiken: cacao, kaneel, sereh, laurier en ‘jackfruit’, waar wij nog nooit van gehoord hadden. Een zeer geslaagde regenwoudtocht.

– Bezoek aan een kampong bij Bukit Lawang in Sumatra –

’s Middags bezoeken we per brommer-becak de omgeving van Bukit Lawang. Enthousiaste bromfietsers gidsen ons langs een uiterst primitief Gula Djawa-‘fabriekje’ (maar de suiker smaakte prima, zoals het hoort), laten ons het sap van een jonge kokosnoot proeven, welke noot eerst speciaal voor ons uit de boom wordt gehaald, en introduceren ons in de sawah-cultuur. Tim is zo enthousiast dat hij, natuurlijk op blote voeten, de Sumatraanse dames even in de sawah gaat helpen. Reuze leuk!

– Hard werken in een sawah bij Bukit Lawang –

Weer terug in onze resort gaan Sjef en Linda er nog even samen op uit en wel naar de kampong Bukit Lawang, waar Linda een babyjurkje koopt. Een hoge, geknikte, hangbrug trekt onze speciale belangstelling. Er zijn hier in de eenvoudig ogende kampong toch nog wat toeristenwinkeltjes en zelfs een paar restaurants.

PULAU SAMOSIR

Woensdag 9 september:

Vandaag wordt weer een lange reisdag: van Bukit Lawang gaan we naar het Pulau (eiland) Samosir in het Danau (meer) Toba. Het is niet zozeer de afstand – ongeveer 260 kilometer –, maar de toestand van de weg tot de stad Binjai, het drukke stadsverkeer van Medan, alsmede de lange tweebaansweg naar het stadje Prapat aan het Danau Toba, waarover vele grote en kleine vrachtautootjes en busjes maar pelan pelan doorrijden, die de lange duur van de rit van vandaag verklaren.
De rit naar Medan kennen we al van twee dagen geleden. Maar het blijft grotendeels schitterende natuur. Na Medan te hebben gepasseerd zetten we koers naar Prapat, waar de ouders van Yvonne vakantie hebben gehouden in hun tijd hier. De lessen Maleis van onze sopir worden vervolgd.
Eerst nog een mini-stukje tolweg en daarna tweebaans. We rijden over de Trans Sumatra Highway via de steden Tebingtinggi en Pematansiantar, waar een collega van Sjef is geboren. Eerst rijden we door vlaktes met sawahs, later – we klimmen reeds – zien we veel plantages van rubber en palmolie. Het ziet er best wel verzorgd en fraai uit.
Opvallend is dat ‘Allah’ langzamerhand wat terugtreedt ten faveure van ‘Jezus’. Dat blijkt niet alleen uit het spaarzamer worden van hoofddoeken, maar ook uit de vele, soms RK-, maar meestal protestantse kerkjes in, laten we maar zeggen, Hollands-Sumatraanse architectuur. Torenspitsen dus!
Tenslotte dalen we door een prachtig berglandschap af naar het stadje Prapat. We worden hier en daar nagestaard door aapjes die langs de kant van de weg zitten. Heel leuk!
Het panorama vanaf de hoogten op het Danau Toba en het stadje Prapat is heel bijzonder. Maar we krijgen hier ook een beetje het ‘Italiaanse meren-gevoel’.

– Schitterend uitzicht op Danau Toba (Tobameer) –

Om 17.00u arriveren we bij de steiger van de boot naar Pulau Samosir, die pas om 18.00u vertrekt. We maken kennis met een Nederlandse man van bijna 70 jaar, die samen met zijn dochter op reis is. Hij heeft een interessant Indisch verleden.
Het is nog licht als we per, licht overhellende, boot Prapat verlaten. Een eenvoudige ‘public-boat’. Drie kwartier later arriveren we in het duister (zo snel gaat dat hier in de tropen) bij ons hotel op Samosir. Onze kamers hebben een fraai uitzicht op het grote Danau Toba.

Donderdag 10 september:

Vandaag een relaxdag op Samosir. In de ochtend zien we pas goed hoe fraai ons uitzicht op het Danau Toba is. Het meer is ongeveer 100 bij 30 kilometer groot en is, naar men zegt, het grootste meer van Azië, of althans één van de grootste meren. Pulau Samosir ligt in dat meer en is op zichzelf ook omvangrijk. Het meet ongeveer 40 bij 20 kilometer. Wij zitten tegenover Prapat, waar het meer al breed oogt, op een ‘smal’ stuk van ongeveer 8 à 10 kilometer. Ook zitten we hier op 1000 meter boven de zeespiegel, wat tot een aangenaam klimaat leidt.

– Prachtige Batak huizen op Pulau Samosir –

Onze nachtrust is enige malen verstoord door een paar katten die klagelijke babygeluidjes voortbrengen. Je ziet in Indonesië trouwens heel veel katten en relatief weinig honden. Een hondenpoepprobleem, zoals we in Nederland hebben, bestaat in Indonesië gelukkig niet.
Het water van Danau Toba ziet er aanlokkelijk uit. Er zwemmen veel kleine visjes langs de kant. Maar van een zwempartij komt het vandaag om de een of andere reden niét. In plaats daarvan verkennen we de naaste omgeving van ons Toledo-hotel in het op een schiereiland gelegen toeristendorpje Tuk-Tuk. Winkeltjes, restaurants, cafés en hotel- en appartementencomplexen … dat is het hier wel zo’n beetje. Toch is het niet overvol en Tuk-Tuk komt vrij rustig en aangenaam over.
We lunchen in een alleraardigst restaurant, vooral vanwege het wervende, in het Nederlands gestelde, uithangbord: “Mijn vier dochters heten u van harte welkom voor lunch en diner”. Ook zou er yoghurt te krijgen zijn; een bijzonderheid, want melk zie je niet of nauwelijks in Indonesië. De mensen hier in Zuid Oost Azië schijnen er allergisch voor te zijn. Helaas is er géén yoghurt – volgende week wél –, wél drie dochters en heerlijk eten. We zijn de enige gasten.
’s Middags geeft Sjef op verzoek nog Nederlandse les aan een Indonesische ober. Verder relaxen we op ons balkon en genieten van de mooie uitzichten op het meer, waar zo nu en dan bootjes passeren. Ook schrijven we ansichtkaarten naar ‘huis’.
’s Avonds eten we, opnieuw heerlijk, bij de ‘vier dochters’. Nu zit het er vol! ‘Onze’ Indonesische dochter is weer alleraardigst.
In ons hotel is alleen warm water verkrijgbaar van 06.00u tot 07.30u (!). Sjef krijgt op een iets later tijdstip lauw water uit kraan en douche. De afvoer van de douche loopt, merkwaardigerwijs, diagonaal door de badkamer. Er ontstaat dus een riviertje. Niet echt een probleem!

Vrijdag 11 september:

Op ‘nine-eleven’ verkennen we Pulau Samosir op twee gehuurde scooters, een ideaal vervoermiddel op dit toch uitgestrekte eiland. Ze zijn maar liefst 100cc, dus we kunnen flink doorrijden. Het links rijden – dat doen ze óók in Indonesië – is voor ons geen probleem.
Eerst rijden we naar het 5km ten zuiden van Tuk-Tuk gelegen dorp Tomok, waar we de stenen sarcofagen van de Sidabutar radja’s gaan bekijken. Het gaat er nogal officieel aan toe, want we moeten een ‘ulos’ – een soort rituele doek – over onze rechterschouder hangen. Geen toegangsgeld, wel graag een ‘donasi’. In Indonesië komt het trouwens wel vaker voor dat midden op de weg primitieve collectebusjes staan voor een of ander goed doel – vaak een moskee – waarin je al passerend geacht wordt een donasi te doen.
De locatie van de sarcofagen is trouwens moeilijk te vinden, omdat aanduidingen langs de weg – zoals helaas overal in Indonesië – zeer spaarzaam of voor buitenlanders onduidelijk zijn. Ook wordt zelden op een bord aangegeven hoe ver het in kilometers nog is tot de volgende bestemming.

– Dergelijke Batak grafmonumenten zien we veel op Samosir –

Op de weg terug richting Tuk-Tuk krijgen Linda en Tim een lekke achterband. Een centimeterslange spijker is de schuldige. Sjef haalt met succes hulp in Tomok. De Sumatraanse reparateur rijdt op zijn scooter tweemaal op en neer naar onze standplaats. Er moet een nieuwe binnenband in en vinden wij dat goed ? Natuurlijk ! Sudah selesai (= alles klaar) in drie kwartier. De rekening is 80.000 rupiahs, ongeveer € 5,- Kom daar eens om in negeri Belanda.

– Fraaie Batak huizen in Simanindo op Samosir –

We vervolgen onze weg langs Tuk-Tuk naar de bij de noordpunt van Pulau Samosir gelegen dessa Simanindo, waar een klein Batak openluchtmuseum is. Hier zien we prachtige, traditionele Batak-huizen met de karakteristieke dakpunten én originele dakbedekking van gedroogde palmbladeren. Dat ziet er mooier uit dan de meeste Batak-daken hier, die van (inmiddels geroeste) golfplaten zijn gemaakt.

– Batak jongetje op Samosir –

Bij het museum gebruiken we een eenvoudige lunch in een ‘local’ restaurant. Linda is (tijdelijk) niet helemaal lekker. Op de terugweg doen we het vlakbij Tuk-Tuk gelegen dorpje Ambarita aan, waar opnieuw een soort openluchtmuseumpje is van Batak-huizen, ditmaal met antiek stenen meubilair. Hier werd vroeger recht gesproken; de veroordeelde werd simpelweg opgegeten. Batakkers waren vroeger namelijk kannibalen.
Op Samosir zien we niet of nauwelijks moskeeën; wel veel christelijke kerkjes. De dames hier hebben wel hoofddoeken om, maar dan in de Batak-stijl. Weer eens wat anders.

– De weg vragen aan een Batak vrouw –

Terug in Tuk-Tuk rijden we met onze scooters het schiereiland rond langs de vele winkeltjes en resorts. Yvonne koopt een mooie batikdoek voor thuis aan de wand. Tenslotte doen Tim en Sjef nog een zwempartijtje in het heerlijke water van het Danau Toba. Het weer hier in Samosir is vrij constant. Zon, veel wolken, gematigde temperaturen. Maar natuurlijk wel warm. Maar niet heet ! Laat in de middag steekt er steeds een forse wind op, zodat er heuse golven en schuimkopjes op het meer ontstaan. Dat verhoogt de zwempret!
Aan het eind van de dag gaat de wind weer liggen en wordt het weer rustig in het Danau Toba gebied.
In Indonesië zien we sowieso geen wolkenloze, strakblauwe luchten. Er zijn altijd wolken en soms is het zelfs zwaar bewolkt of mistig, althans hoog in de bergen. Maar vrijwel elke dag kunnen we van voldoende zon ‘genieten’.
In Indonesië doen de vrouwen vaak de was in rivieren en meren. Soms gaan ze daarbij ook zelf in het water staan, een enkele keer tot aan hun middel. Ook de vrouwen van Tuk-Tuk praktiseren deze wasmethode. De gewassen kleren worden gedroogd door ze op te hangen, op stenen aan de oever te leggen of neer te leggen op grasvelden.

BRASTAGI

Zaterdag 12 september:

We staan om 06.00u op, omdat onze ‘public boat’ om 07.30u naar Prapat vertrekt. Het Danau Toba is in de vroege ochtend rustig en er zijn alleen wat vissers in houten kano’s – uitgeholde boomstammen – te zien.
Ongeveer op tijd vertrekt de boot, maar die heeft een half uur nodig om alle resort-steigers op Tuk-Tuk af te varen. Telkens weer roept de ‘landvast-man’: “Prapat ! Prapat!”. Dan volgt tenslotte de oversteek over het meer naar Prapat, waar we door onze trouwe sopir worden opgewacht.

– Kinderen met waterbuffel in Sumatra –

De route gaat naar het bergstadje Brastagi (Berastagi op zijn Indonesisch), 70 kilometer van Medan. Over een schitterende bergweg gaat het eerst naar Pematang Purba, waar een 100 jaar oud radja-paleis te bewonderen valt. Onderweg maken we kennis met koffieplantages en hebben we prachtige panorama’s op het Danau Toba en het Pulau Samosir. Wat is Sumatra toch mooi !
De paleis-radja behoort tot de stam van de Simalungun Bataks, die de daken van hun huizen een sierlijk extra knikje meegeven en voltooien met buffelkoppen en -hoorns. Het paleis blijkt een zeer grote en fraai beschilderde Batak-woning te zijn. Op het paleiscomplex staan nog meer fraaie Batak-woningen in Simalungun-stijl.

– Paleis van Batakstam te Pematang Purba –

Tijdens de koffiestop in Simarjarungung leren we een speciaal soort thee kennen: “Bandrek”. De thee wordt gemaakt met veel kruiden, waaronder sereh, gember en kruidnagelen. Dat geeft een niet onaangename hete smaak in de keel en we kopen een pakje Bandrek.
De volgende ‘foto-stop’ is bij de 120 meter hoge Sipisopiso waterval. Doet een beetje denken aan Taughannock Falls in Ithaca N.Y. Tim en Sjef wandelen over een trapjesrijk wandelpad naar een speciaal point de vue, dat tevens een fraai uitzicht geeft op de noordkant van Danau Toba en de omringende bergen. Hier wordt de klassieke Tobameer foto gemaakt.
Dan doen we onderweg nog een armoedige dessa aan – Dokan dessa -, waar nog enige authentieke Batak-woningen te zien zijn, waar nog echt mensen in wonen. We worden niet weggekeken, althans zo lijk het, en de kinderen blijven aardig voor ons. Opvallend vinden wij trouwens dat de kinderen en volwassenen in Indonesië niet of nauwelijks bedelen.
Om 14.00u komen we in Brastagi aan, waar we eerst heerlijk gaan lunchen in een door moslims gedreven ‘rumah makan’; natuurlijk moeten we het hier weer zonder babi stellen.
Na de lunch bezoeken we in ruim 20 minuten de plaatselijke fruitmarkt, waar Sjef mango’s en een paar voor ons onbekende vruchten koopt, die heerlijk zoet smaken. Ook wordt hij meermalen gevraagd als fotomodel temidden van enthousiaste Indonesische teenagers.
Tenslotte eindigen we bij ons nieuwe hotel – in zuurstokkleuren geschilderd – temidden van glooiende landerijen, waarop vrouwen aan het werk zijn met hun karakteristieke Batak-hoofddoek op. Onderweg zagen we ook veel van dergelijke hoofddoeken. De christelijke kerkjes zijn in deze regio eveneens goed vertegenwoordigd. Maar in Brastagi is Allah weer helemaal terug. De verhouding islam-Christendom is hier ongeveer 50-50%.
Brastagi doet zijn naam van koele berg- en vakantieplaats – de ouders van Yvonne vierden hier in hun Medan-tijd vakantie – alle eer aan. Om 17.15u is het hier 21˚C … om van te rillen! Overigens vind je in de omgeving van Brastagi twee ‘slapende’ vulkanen: dichtbij de bewandelbare Gunung Sibayak (2212m) en ietsje verderop de Gunung Sinabung (2480m). Toen, in 2009,  konden wij niet vermoeden dat deze laatste vulkaan – de Sinabung – in 2010, na eeuwen van rust, weer actief zou worden.
Om 18.15u worden we opgeschrikt door zeer luid, electronisch versterkt, islamgezang, dat de gehele vallei van Brastagi vult. Dat duurt maar liefst 20 minuten ! Daarna horen we nog een Azhaan, een openbare gebedsoproep. Alles kei- en keihard ! Ongelooflijk ! Beneden in het stadje knippert op een torenspits van een christelijk kerkje een enorm kruis in stilte. Het is donker geworden in Brastagi.
Helaas beschikt dit hotel, als eerste Indonesisch hotel, niet over een ‘douche’ bij het toilet voor de onderzijde van het lichaam.

KUALA LUMPUR

Zondag 13 september:

Sjef is vandaag jarig – hij wordt 57 ! – en viert dit in maar liefst twee verre landen met een vluchtje erbij, van Medan naar Kuala Lumpur.
Vanwege de ramadan worden we al tegen 04.00u gewekt door een luid klinkend islamitisch gezang. Om 04.45u wordt dit gevolgd door – opnieuw – een oorverdovende oproep vanuit de een of andere moskee – dezelfde als gisteren nemen we aan – door de nog in nachtelijk duister gehulde vallei. En dat terwijl de moslims hier ‘maar’ 50% van de bevolking zijn. Wij vinden dat zoiets echt niet kan.
Na het ontbijt vertrekken we om 05.30u naar de luchthaven van Medan. Opvallend is dat vele honderden kinderen op dit nachtelijk tijdstip buiten zijn en groepsgewijs door Brastagi lopen. Vreemd hoor !
Keurig op tijd worden we bij de airport afgezet. We nemen afscheid van onze vriendelijke, goedlachse sopir en geven hem een behoorlijke donasi, omdat hij ons veilig door Sumatra heeft geloodst.
Na het invullen van weer papieren – hetgeen in dit soort landen nu eenmaal gebruikelijk is – lopen we door douane en security. Alleen water inleveren graag! “Komt u nog eens terug in Indonesië ?”, wordt aan Sjef gevraagd. “Jazeker !” is het antwoord.
Met enige weemoed – Indonesië is ons zeer gaan bevallen – stappen we in de goed ogende Air Asia Boeing 737. Om 09.40u vertrekken we uit Indonesië en om 11.30u (er is tussen Indonesië en Maleisië één uur tijdverschil in ons nadeel) landen we veilig in de Maleisische hoofdstad Kuala Lumpur. We landen hier voor de tweede maal; maar nu overdag en er is géén regen; wél warmte ! Er volgt een temperatuurcheck – vanwege de Mexicaanse griep nog steeds –, we passeren de douane en we zijn in Maleisië aangekomen om er 10 dagen te blijven.
We worden opgehaald door een jongeman met een comfortabel busje. Hij rijdt ons binnen het uur naar ons hotel in ‘KL’, zoals het hier kortweg heet. Onderweg legt onze chauffeur uit dat jongeren in Maleisië zich alleen buitenshuis aan de ramadan houden. Ouderen doen dat ook binnenshuis. Lekker makkelijk !
Onmiddellijk vallen de verschillen met Indonesië op. Het ziet er zo op het eerste gezicht schoner en minder druk uit. Over rustige zesbaanswegen, vanwaar links en rechts soms fraaie huizenblokken te zien zijn, bereiken we de binnenstad van KL. Ons hotel Swiss Inn blijkt midden in Chinatown te liggen. ‘Lekker’ druk dus.
De kamers in ons hotel zijn aan de kleine kant, de airco doet het prima. Omdat de relatief korte nachtrust en het gedoe van het reizen hun tol gaan eisen, gaan we na de lunch in het hotel even proberen te slapen, hetgeen wel lukt.

– Chinatown in Kuala Lumpur –

Tegen de avond – het is hier om 18.45u nog licht! – verkennen we de directe omgeving van ons hotel. Als je naar buiten loopt, loop je als het ware een warme deken in, maar we zijn het intussen wel gewend. In de nauwe drukke straatjes van Chinatown worden we steeds aangesproken: “Wilt u dit? Wilt u dat?”. Dat zijn we niet gewend en we vinden het niet zo leuk.
We bezoeken de nabijgelegen hindoetempel Sri-Mahamariamman, vol in bedrijf én in restauratie. Dus we zien géén godenberg, maar wel veel keurig uitziende hindoestaanse bezoekers die bidden voor de vele altaren met godenbeelden en die offers brengen met hulp van hindoepriesters met een tamelijk ontbloot bovenlijf. Al met al heel vreemd en indrukwekkend tegelijk !
Daarna trakteert Sjef vanwege zijn verjaardag op heerlijke pizza’s en cocktails in een naburig gezellig restaurantje, waar we tevens naar Engels voetbal kunnen kijken. Koffie gebruiken we bij Starbucks. En tenslotte gaan we bijtijds naar bed.

Maandag 14 september:

Vandaag een dagje Kuala Lumpur. Per minibus en privé-chauffeur maken we een uitgebreide rondrit door de stad en directe omgeving.
KL maakt een moderne indruk. Er zijn veel hoge kantoorgebouwen in prachtige architectuur. Soms zijn het zelfs wolkenkrabbers. Maar, lager bij de grond, tref je ook nogal wat koloniale gebouwen aan uit de Britse tijd. Sowieso komt KL nogal Engels over in die zin dat er veel Engels wordt gesproken – geen Nederlands – en dat veel aanduidingen in het Engels zijn.
We starten onze rondrit bij de grootse en schitterende Chinese Thean Hou Tempel. Vele rood/gele Chinese daken, witte muren en veelkleurige altaren met godenbeelden. Wat een pracht ! Wel lijkt het hier allemaal wat meer toeristisch dan in de eerder door ons bezochte Chinese tempel in Medan.

– De prachtige Chinese Thean Hou Tempel in Kuala Lumpur –

Dan rijden we door naar de Istana Negara, het koninklijk paleis van Maleisië. Elke vijf jaar kiezen de sultans van Maleisië één hunner tot koning; in dit land een ceremoniële functie. Je kunt niet vlakbij het paleis komen. Wel zien we de onvermijdelijke schildwachten, staande en te paard!
Onze tocht gaat verder naar de uit 1965 daterende Masjid Negara, de nationale moskee – in Maleisië is de islam staatsgodsdienst –, die zeer modern en aantrekkelijk is vormgegeven, onder meer met een blauwe achttienvlakkige koepel, verwijzend naar de vijf pijlers van de islam en de dertien Maleisische deelstaten. Yvonne en Linda hebben geen zin om zich voor de gelegenheid in een lang paars gewaad te hullen, dus alleen Tim en Sjef zien de moskee van binnen.
Ook indrukwekkend, maar dan op een andere manier, is het nabij de moskee gelegen Old Railway Station. Het kolossale witte gebouw, met zijn vele torentjes, minaretten en koepels, heet het mooiste station ter wereld te zijn. Het is ongeveer 100 jaar oud en wordt nog steeds gebruikt.
Het Merdekaplein – net als in Indonesië heeft ook hier elke stad van betekenis een Merdeka (=vrijheid) plein – is ons volgende doel. Hier trekt niet alleen het prachtige gazon, waarop vroeger in de Engelse tijd werd gecricket, de aandacht, maar vooral ook de gebouwen er omheen. Een prachtig vakwerkhuis, Old Selangor Club, uit de oude Engelse tijd wordt nog steeds gebruikt, nu door de Maleisische elite. Aan de overkant zien we het schitterende koloniale gebouw Bangunan Sultan Abdul Samad, met mooie met arabesken versierde poorten en een fraaie toren in neo-moorse mogulstijl. Hier zetelt nu het Maleisische Openbaar Ministerie. Het ziet er schitterend uit!
Vervolgens gaan we per lift naar het panoramadek van de Menara KL-Tower, een 421 meter hoge televisietoren. Het uitzicht is indrukwekkend, maar wordt enigszins gehinderd door de heiige atmosfeer. Via een audio-presentatie met koptelefoon worden we op de hoogte gesteld van alle KL-bezienswaardigheden.
Onze tour gaat verder naar een fotostop bij de Petronas Twin Towers, een van de bekendste bouwwerken van Kuala Lumpur. De tweelingtorens zijn 452 meter hoog en zijn op hoog niveau door een begaanbare verbindingsboog met elkaar verbonden. Een fraai bouwwerk, qua architectuur, naar wij vernemen, op islamitische principes gebaseerd.
Dan verplaatsen wij ons naar de omgeving van KL, naar de geheimzinnige Batu Caves, een hindoeïstisch tempelcomplex. Via 272 treden, geflankeerd door een reusachtig goudkleurig godenbeeld, bereiken we de grotten, die fors van omvang zijn. Iets verderop in de berg zien we een ‘gouffre’, een soort kuil in het landschap, op de bodem waarvan wij ons bevinden. En overal om ons heen hindoegodenbeelden en altaartjes. Zoiets zie je maar zelden.
In het complex lopen aapjes vrij rond, maar veel last hebben we er niet van. De, vegetarische, lunch – die niet iedereen kan waarderen – gebruiken we bij de Batu Caves.

– De indrukwekkende Batu Caves bij Kuala Lumpur –

Het wordt weer tijd om terug te gaan naar Kuala Lumpur. Via de ‘Lake Gardens’, verschillende dierenparken en een orchideeëntuin die we wegens tijdgebrek niet kunnen bezoeken tot treurnis van vooral Linda, rijden we weer naar ons hotel in Chinatown.
Hier gaan we nog wat shoppen, lampions voor een collega van Sjef en een tas, kussenovertrekken en een mooie lamp voor Linda en Tim.
En ja … het moet worden vermeld: ’s avonds dineren we voor het eerst (en voor het laatst) deze reis bij McDonalds. Helaas verkopen ze geen milkshakes. Ook hier kennelijk geen melk!
Op de weg terug naar het hotel krijgt Sjef, bij opnieuw een winkelstop, op straat van een Maleisische man een ‘nice young lady’ aangeboden. Maar Sjef laat weten dat hij al een nice lady heeft (in de winkel).

TAMAN NEGARA

Dinsdag 15 september:

We maken een lange reis naar ons volgende doel: het nationaal park Taman Negara (hetgeen in feite een Maleise vertaling is van nationaal park), een echt oerwoud.
Om 08.30u vertrekken we vanaf ons hotel in Kuala Lumpur met een grote touringcar, samen met nog acht reisgenoten, richting de Maleisische binnenlanden. Helaas blijkt de vering van de bus niet in orde, dus heel comfortabel wordt de drie uur durende reis niet.
De route gaat vooral over snelwegen via Bentung, Lancang en Temerloh naar het stadje Jerantut. De witte wegen op Sjefs kaart van Maleisië blijken in de praktijk prima wegen te zijn. Sowieso is de kwaliteit van de Maleisische wegen stukken beter dan die van de wegen in Indonesië. Als we deze route zelf hadden moeten rijden hadden we – op basis van de kaart – een andere route genomen, over rode en gele wegen. Maar dat hoeft dus niet.
Aanvankelijk rijden we door dichtbegroeid bergland – veel palmen weer! –, later wordt het landschap veel vlakker. Wanneer we op de ‘witte weg’ naar Jerantut komen te rijden, verbazen we ons over de tamelijk grote hoeveelheid fraaie panden links en rechts van de weg. Veel industrie lijkt er in deze regio niet te zijn, dus de huizen zullen wel van land- en bedrijfseigenaren zijn. Tussendoor zien we toch ook de nodige simpele optrekjes, kennelijk voor de gewone man.
Evenals in Indonesië zie je hier nauwelijks fietsen. Brommers of scooters zijn er wel op de weg, maar duidelijk minder dan in Indonesië.
Lunchen en overstappen op een andere bus doen we in Jerantut, dat wel een volledig Chinees stadje lijkt te zijn. We eten er eenvoudig in een Chinese ‘gaarkeuken’. Chinezen doen niet aan ramadan !
Per andere, meer comfortabele, bus gaan we op weg naar het dorp Kuala Tembeling, waar de boten naar Taman Negara vertrekken. Onderweg worden we geconfronteerd met het eerste serieuze ongeluk van deze reis: een vrachtwagen tegen een telefoon- of electriciteitspaal. Ambulance erbij. Het ziet er niet best uit. Hierna matigt ook onze chauffeur zijn nogal hoge snelheid op de tamelijk smalle tweebaansweg.

– Drie uur varen met een snelle boot door het oerwoud van Taman Negara –

In Kuala Tembeling wachten de speciale motorboten, die ons naar het Park Headquarters en ons resort Mutiari Taman Negara zullen brengen, ons op. Het zijn lange, smalle houten boten, met een zonnehuif erop, waarin je met ongeveer zestien personen – twee naast elkaar, zittend op en tegen een bodem- en rugkussen (zwemvesten zijn beschikbaar) – kunt worden vervoerd. De schipper/stuurman zit achterop en bedient de krachtige buitenboordmotor. Met volle vaart stuiven we over de brede, door het oerwoud stromende rivier Sungai Tembeling, bijna drie uur (!) lang. Behendig weet de schipper tussen de vele zandbanken en rotspunten in de rivier te manoeuvreren. Onderweg zien we aan beide zijden steeds het regenwoud. Af en toe zien we een huis(je), een paar waterbuffels – op één plek met elkaar lekker poedelend in de rivier – en mensen. In dit gebied wonen ook ‘Orang Asli’ – dat wil zeggen ‘oorspronkelijke mensen’ van Maleisië – en zien we enige Orang Asli-kinderen spelen langs de oever. Al met al een interessante boottocht, maar anderhalf uur was voor ons ook wel goed geweest.
Tegen 17.00u bereiken we eindelijk ons resort Mutiari op de rechteroever van de rivier. Enige gesluierde en kleurrijk geklede dames bereiden ons en de andere arriverende toeristen een muzikaal onthaal met gezang en bamboegeroffel en we krijgen het traditionele welkomstdrankje; ook hier is dat limonade.
Het voelt hier, midden in het regenwoud, drukkend heet aan. Het resort blijkt te bestaan uit vele tientallen, aardig uitziende, houten huisjes, van alle gemakken voorzien. Wij krijgen twee huisjes toegewezen.

– Het resort in Mutiari, midden in het oerwoud! –

Na het diner, in de pendopo van het resort-restaurant, maken Sjef en Tim – de temperatuur is inmiddels wat gezakt – onder begeleiding van een gids een ‘jungle nightwalk’, waarbij ze in het nachtelijke duister kennis maken met de insecten van het oerwoud. Het is een leuke, leerzame tocht door de klam aanvoelende jungle. Weer een nieuwe ervaring !

Woensdag 16 september:

Mede dankzij de airco en de propeller aan het plafond slapen Sjef en Yvonne prima. Bij Linda en Tim ging het wat minder.
Bij het ontbijt valt ons weer op dat er nogal veel meisjes met hoofddoeken in de bediening werken die erg verlegen zijn en maar matig Engels spreken. Dat zijn we tot nu toe wel anders gewend.
Vanaf 09.30u maken we, samen met een ander Nederlands stel, onder leiding van een gids, een 3½ uur durende jungletocht. In tegenstelling tot Sumatra – Bukit Lawang – nu ook veel klimwerk, want we beklimmen de ‘berg’top Bukit Terezek, maar liefst 300 meter en nog wat hoog. Maar het voelt hier qua klimaat heel anders aan dan op de Vaalserberg. Het is hier warm en klam, we zweten ons kapot en Sjefs mooie muggenwerende polyester shirt is in no time kletsnat ! De gids leert ons vooral over de flora. Anders dan in Bukit Lawang zien we hier geen apen. Wel horen we geruime tijd in de verte het onmiskenbare geluid van, alweer, een Gibbon-familie. Ze zijn er dus wel.
De bergtop is een beetje teleurstellend, want het panorama wordt door tropische nevels enigszins belemmerd. De sensatie van deze jungletocht is de zogenoemde Canopywalk, wandelen tussen de boomtoppen op tientallen meters hoogte in een ingenieuze hangbrug van netten en touw en loopplankjes die het gewicht van een autobus zou kunnen dragen. Het is best wel een beetje eng, zeker als we in de ‘walk’ ook nog een smal, lang en steil trappetje naar beneden moeten nemen. Op deze hangbrug loop je een voor een, een stuk uit elkaar !

– De Canopywalk in Taman Negara is een hele speciale ervaring –

Weer terug op ons resort spotten we in de ‘tuin’ tussen de huisjes een aap met een onder de buik hangend jong. Een verfrissende douche en schone, droge kledij doen ons goed ! Aan het einde van de middag maakt Sjef, samen met een Nederlands echtpaar, nog een twee uur durende excursie met privé gids naar een naburige nederzetting (village) van Orang Asli. Yvonne, Linda en Tim hebben geen zin om ‘apies te kijken’. Eerst gaan we een klein stukje met een kleine, snelle boot over de rivier en dan gaan we aan land bij de oorspronkelijke bewoners van Maleisië; een beetje negroïde types !
We mogen de, armzalige, hutjes – gedekt met palmbladeren en zeilen – én de bewoners bekijken. Foto’s maken vinden ze geen probleem. Voor elk bezoek ontvangt de ‘village’ geld. Omdat we maar met drie bezoekers zijn voelen we ons geen ‘apieskijkers’, maar we voelen ons wel een beetje ongemakkelijk als luxe types met mooie fotocamera’s in deze – overigens zelf gekozen – armoede. De vraag is natuurlijk of deze mensen deze ‘armoede’ als zodanig ervaren.

– Op bezoek bij Orang Asli in Taman Negara –

De Orang Asli zijn vriendelijk voor ons en ook erg fotogeniek. Er zitten ‘knappe’ koppen bij. We krijgen een uitvoerige demonstratie van het maken van vuur, van het maken van pijlen en van het blaaspijp schieten. Dat laatste doen we ook zelf. Leuk om te doen ! Sjef koopt nog een klein setje van blaaspijp en pijlen in een koker, alsmede een houten kam voor Linda.
’s Avonds zien we veel bliksem in de lucht en we horen wat gerommel, maar tot een hevige bui komt het niet. Wel valt er ’s nachts wat regen.
Aan de overkant van de rivier zijn kennelijk ook verblijven voor toeristen. In ieder geval zien we enige restaurants op aan de oever vastliggende boten of pontons. Het ziet er allemaal nogal eenvoudig uit. Mogelijk is er zelfs een moskee – we hebben dat niet waargenomen –, want af en toe horen we islamitisch gezang in het oerwoud.

CAMERON HIGHLANDS

Donderdag 17 september:

Om 09.00u vertrekken we weer – per boot – naar Kuala Tembeling. We kennen de route inmiddels en we zien de omgeving nu ‘omgedraaid’. Het blijft fraai, maar langdurig, al doen we er dit keer ‘slechts’ twee uur over. We gaan dan ook stroomafwaarts. Als bijzonderheid kan nog worden vermeld dat onze schipper voor hemzelf een korte ‘poep-stop’ maakt op één van de vele zandbanken. Een komisch (uit het) gezicht !
In Kuala Tembeling staat – Linda zij hulde (!) – een mooie huurauto op ons te wachten. Een Maleisische auto, merk Waja. Stuur rechts – even wennen –, want men rijdt ook in Maleisië links. Gelukkig krijgen we een auto met automaat.
Tim is onze eerste chauffeur. En na korte tijd wennen gaat alles naar wens. We rijden eerst terug naar Jerantut om onze overige bagage op te halen. De ‘grote stukken’ hebben we twee dagen geleden moeten achterlaten. Gelukkig treffen we alles veilig en onaangeroerd aan. Dat valt dus weer mee.
Vervolgens rijden we richting ‘Benta’, dat niet op Sjefs nieuwe (?) roadmap van Maleisië staat. Het blijkt na enige berekening de kruising met de ‘grote’ weg van KL naar Kota Bahru te zijn. Daar moeten we over twee dagen naar toe. We passeren het stadje Kuala (ja … alweer Kuala) Lipis en vlak voor het stadje Gua Musang slaan we linksaf naar een nieuwe weg (die ook al niet op Sjefs kaart voorkomt) naar de Cameron Highlands, onze volgende bestemming. Onderweg zoeken we tevergeefs naar een behoorlijk uitziend airco wegrestaurant. Dat lukt vanwege de ramadan en onze onbekendheid ter plekke niet. Dan maar bij een benzinepomp wat ‘fast food’ gehaald. Daar neemt Sjef het stuur over voor het laatste stuk. Het landschap vinden we onderweg langzamerhand wat saai: vlak en veel palmen- en rubberbomenplantages. Enige tijd vóór de horeca-/tankstop in de buurt van Gua Musang wordt het landschap wat gevarieerder en zien we veel, solitair staande, reusachtige ‘rotsbergen’ met loodrechte rotswanden, deels begroeid met bomen en struikgewas. Een heel fraai gezicht.
De weg naar de Cameron Highlands, een hooggelegen (1500-2000m) bergachtige streek met sterk Engelse traditie, voorzien van veel thee- en aardbeienplantages, voert door steeds hoger wordende, dicht begroeide, bergen. Het ziet er allemaal ‘scenic’ uit, ware het niet dat langzaam maar zeker dikke wolken zich boven ons samenpakken. En na enige tijd volgt een stevige regenbui, die voor heel wat water op het mooie wegdek zorgt. Maar we blijven gelukkig op de weg.
Bij Kg (= kampong) Raja nemen we de afslag en via Kuala Terla, Tringkap en Brinchang bereiken we, vlak vóór het dorp Tanah Rata ons hotel: “The Bala’s Holiday Chalet” in Engelse stijl met veel ‘vakwerk’ in de muren en een ‘British Indian Restaurant’. Het is inmiddels 19.00u, dus onze autoreis duurde maar liefst zes uur, heel wat langer dan de door Riksja voorspelde vier uur. En veel gestopt hebben we niet.

– Ons hotel in Engelse stijl in de Cameron Highlands –

De beide dames voelen zich vandaag niet helemaal lekker; mogelijk naweeën van Taman Negara. Linda knapt later op de dag weer wat op. Yvonne vindt dat we eigenlijk teveel en te lang moeten reizen. Tijdens het prima diner in het British Indian Restaurant ontsteekt onze ober ‘James’ de open haard ! En dat in de tropen !

Vrijdag 18 september:

Op 1500-2000m hoogte is het heel wat koeler dan we gewend zijn. De vele wolken en regenbuien dragen ook al niet bij tot het tropengevoel. Is het hier soms al regentijd, vragen we ons af. Waarschijnlijk nog niet. Ook hier zal het wel eens ‘gewoon’ slecht weer zijn. De dekens op ons bed in een muf ruikende kamer zijn echt nodig ! ’s Ochtends blijkt het warme water voor een scheerpartij een donkere kleur te hebben. Maar daarom niet getreurd ! De dames voelen zich vandaag wat beter, maar het is nog niet echt goed.

– We bezoeken de prachtige theeplantages van Cameron Highlands –

Onder leiding van een gids maken we, samen met een stel uit België, in een ‘four wheel drive’ een excursie van een halve dag. Eerste doel is de beklimming van de 2031m hoge Gunung Brinchang. We rijden over de hoogst gelegen weg van Maleisië ! Onderweg zien we waar het in de Cameron Highlands om gaat: eindeloze theevelden die zich als een groene deken (‘green carpet’) over de sterk geaccidenteerde heuvels uitstrekken. Een prachtig gezicht en gelukkig regent het niet meer.
Het uitzicht vanaf (de uitkijktoren op) de top van de Gunung valt erg tegen vanwege mist en bewolking. Tim en de Belgen maken samen met de gids nog een wandeling door het hooggelegen forest, welke wandeling deels over houten vlondertjes en trappetjes (met schuilhutten) voert en deels over junglepaadjes. Linda, Sjef en Yvonne geloven het wel na de Sumatra- en Taman Negara-inspanningen in de jungle. Alleen Sjef loopt nog een klein stukje mee met een andere groep bezoekers. Onze hoofden worden getooid met een soort van Olympische lauwerkrans, door de gids gemaakt van plaatselijke heestertakjes.
Vervolgens bezichtigen we de ‘BOH Tea Estate’, een enorme theeplantage annex theefabriek. Erg interessant om eens te zien. En wat verdienen de theepluksters ook hier weinig !

– De golvende theevelden zijn karakteriek voor de Highlands –

Tenslotte bezoeken we nog een Butterfly-farm (Taman Rama Rama), waar niet alleen een vlindertuin is, maar ook een bloementuin (onder constructie) en kooien met slangen en vele enge, grote insecten die hier leven. Sommige engerds kunnen worden aangeraakt. Tim is wat dit betreft onze grootste held. Intussen vallen de eerste buien alweer, maar gelukkig zet het niet echt door. Het is hier in deze regio wel heerlijk koel: om 15.00u 21˚C en 79% luchtvochtigheid.
’s Middags rusten Linda en Tim wat uit en gaan Yvonne en Sjef, zoals dat hoort (!), in de Engelse tuin theedrinken – BOH-thee natuurlijk (BOH betekent: Best of Highlands) –, compleet met Engelse scones met jam en room ! Engelser kan het niet.
Al die tijd, de gehele ochtend dus, is een Maleisisch bruidspaar in spe bezig met zich in vol ornaat te laten fotograferen; ‘pre-wedding-foto’s’ dus. We zien ze bij het hotel en bij de theeplantages in de bergen. Op Sumatra zagen we zoiets ook een keer.
’s Avonds proberen ‘James’ en Sjef vruchteloos de open haard aan te steken. Aanmaakhoutjes en –blokjes worden node gemist. En de truc van pa en ma Van de Poel met kaarsenstompjes werkt ook al niet.
Yvonne voelt zich niet OK en wijt dat aan de malariatabletten. Linda is ook niet lekker en eet niet mee in het British Indian Restaurant. Tim neemt wat strawberries voor haar mee, want het is hier, zoals gezegd, ook een aardbeienstreek. De plantjes komen – jawel ! – uit Holland.

PULAU PERHENTIAN BESAR

Zaterdag 19 september:

Vandaag verlaten we de Cameron Highlands alweer. We zijn er op zich niet rouwig om, want het weer hier liet te wensen over en de theevelden waren wel mooi, maar niet echt de omweg waard. Bovendien hadden we dergelijke theeplantages – toegegeven, iets minder ‘scenic’ – al op Java gezien.
De lange afdaling – met Tim aan het stuur – brengt ons weldra in warmer oorden, waarmee we al zo vertrouwd zijn. We rijden opnieuw naar Gua Musang over dezelfde fraaie weg als twee dagen geleden. Omdat het nu beter weer is, genieten we meer van de mooie, bergachtige omgeving. Druk is het niet op de weg.
Dat wordt wel anders na het passeren van Gua Musang. Vandaag loopt de ramadan af en dat bevordert, traditiegetrouw, de reislust van de moslimbevolking. Men gaat op grote schaal bij familie op bezoek en neemt als cadeau grote brokken (rauw) vlees mee, die je overal langs onze weg kunt kopen.
We zijn hier in de Maleisische deelstaat Kelantan, waar de islam nogal fanatiek wordt beleden. Naar verluidt geldt hier zelfs de sharia. Hati-hati dus !
In verband met de islam vinden we opnieuw geen wegrestaurantjes, althans … alles is gesloten, want er komt toch niemand iets eten of drinken ! Met Chinezen, toch zo’n 25% van de bevolking, christenen, hindoes of ‘heidenen’ wordt hier kennelijk geen rekening gehouden.
Op weg naar het stadje Kuala Krai en, verderop, Manchang over een prima berijdbare tweebaansweg worden we enige malen het slachtoffer van ‘traffic jam’. De oorzaak is niet alleen het drukke suikerfeestverkeer, maar er zijn ook verschillende kop-staartbotsingen op onze route, die voor ernstig oponthoud zorgen. Meestal stellen deze ongelukken weinig voor – zo op het oog alleen flinke blikschade –, dus waarom dan het verkeer zo lang ophouden, zo vragen wij ons af.
Bij Manchang verlaten we de drukke weg naar Kota Bahru om naar Kuala Besut te gaan, welk dorp net over de grens met de deelstaat Terengganu ligt. Het is hier veel minder druk op de weg, maar we krijgen wel een buitje te verwerken. Spoedig komen we aan in de (zee)havenplaats Kuala Besut, waar de boten naar de eilanden Pulau Perhentian Besar en -Kecil vertrekken, onze laatste reisbestemming. We zijn al met al zo’n 6½ uur onderweg geweest. ‘James’ had 7 uur voorspeld. Zoals gewoonlijk klopte alles weer als een bus bij het vertrekkantoortje en hebben we zelfs tijd over voor een verlate lunch bij een aanpalend Chinees restaurant.

– Overtocht per boot naar de Perhentian eilanden in de Zuid Chinese zee –

Om 17.15u vertrekt de resortboot naar ons eiland Pulau Perhentian Besar, waar we – over een rustig zeetje varend – een half uur later aankomen. Dit dank zij de sterke motoren van onze boot. Met ons erbij worden slechts zeven passagiers vervoerd !
Helaas krijgen we géén hutjesappartementje met uitzicht op zee, maar een hutje met ‘garden-view’. Maar of dat nu echt erg is, vragen we ons naderhand af. Het is hier onverwacht erg warm en waaien doet het ook al niet. Yvonne is nog steeds niet OK en dan gaat het ook nog (even) regenen ! Hopelijk wordt morgen alles beter. Het ‘Bounty-gevoel’ hebben we bepaald nog niet.
Bij de avondmaaltijd slikken we vandaag voor de laatste maal onze malariapillen (Malarone). ’s Avonds zien we veel suikerfeestvuurwerk, in de ‘village’ op het Kecil-eiland en ook op het 20 kilometer verderop gelegen vasteland.

Zondag 20 september:

In de ochtend verkennen we de boel. Ons resort heet Tuna Bay Resort. Het is nog steeds bewolkt en er is ook nog steeds geen wind. Omdat we laat zijn opgestaan, moeten we een ontbijtje bij elkaar harken. En dan weer wat spetters uit de lucht ! Niet bevorderlijk voor een goede stemming.
Tim en Linda gaan met gehuurde snorkels de onderwaterwereld verkennen, direct vóór ons mooie witte resortstrand. Yvonne en Sjef maken een strandwandeling, waarbij diverse rotskapen met stenen trappen moeten worden overwonnen. Bij de derde rotspartij, uitstekend in zee, ontdekken we een idyllische ‘Bounty-baai’. Ook spotten we een aantal zandkleurige reuzekrabben, die reuzehard kunnen lopen over het strand. Ze maken mooie ronde holen in het zand, waarin zij zich snel kunnen terugtrekken als er passanten, zoals wij, zijn.

– Pulau Perhentian Besar is een echt Bounty-eiland –

Bij één van de rotskapen ontdekken we nog een tamelijk grote aap – Yvonne vindt het maar een lelijke aap – die zich tegoed doet aan vruchtjes uit een over de rotsen hangende boom. Een vreemde boom, want de ‘vruchtjes’ zitten niet alleen aan de takken, maar ook rechtstreeks op de stam.
Tim en Linda zijn intussen heel enthousiast geworden over het koraalrif met vele vissen en visjes in prachtige kleuren. En dat alles begint op een paar meter afstand van de rand van het strand ! Sjef huurt ook een snorkel om al dit fraais met eigen ogen te kunnen aanschouwen. De warme onderwaterwereld is inderdaad heel kleurrijk. Als je zo op het strand zit heb je er geen idee van dat dit allemaal vlak bij je is. Het enige dat dan opvalt zijn de donkere kleuren van het op de bodem liggende koraalrif en de vele stukjes (letterlijk en figuurlijk) koraal op het strand.
Sommige, bruine, visjes stellen onze aanwezigheid kennelijk minder op prijs en lijken ook niet bang voor ons te zijn. Er zijn mensen die klagen over beten of zoenen of ‘knabbeltjes’ van vissen.
De zon schijnt intussen fel, hetgeen tot verbrandingsverschijnselen leidt. Gelukkig is er ook wind gekomen, zodat het verblijf op het Pulau aangenamer wordt.

– Schitterende onderwaterwereld bij Pulau Perhentian Besar –

Tegen de avond maken Sjef, Linda en Tim nog een wandelingetje naar de door Yvonne en Sjef ‘ontdekte’ Bounty-baai. Dit om daar enige ‘romantische’ foto’s te maken. Yvonne trekt zich intussen terug in onze koele aircohut.
Was het ’s ochtend nog rustig nabij het Bounty-strand, nu is het er opeens druk met moslims, die kennelijk van Kecil komen. De moslimdames gaan in vol ornaat – mét hoofddoek – te water, hetgeen een apart gezicht is. Kleine jongens steken nog wat restvuurwerk af, zodat het hier nu niet meer rustig is. Sjef en Tim snorkelen ter plekke nog wat. We zien enge ‘zeekomkommers’ – de naam is van Tim. We zien er geen ‘sharks’, die bij deze eilanden klein en niet gevaarlijk zijn. De romantische foto’s worden verderop langs de baai gemaakt, waar het wel rustig en zeer heet is in de felle zon.
’s Avonds dineren we in het resort-restaurant met uitzicht op een fraaie zonsondergang. De stemming is weer prima !

Maandag 21 september:

’s Ochtends SMSt Sjef zus Nicoline van harte geluk met haar verjaardag. Het weer is mooi: heel veel blauwe lucht, heldere vergezichten en een heerlijk windje. We veroveren een paar houten strandligbedjes. Om het ligcomfort te vergroten ‘jatte’ Sjef gisteren al een oranje plastic luchtmatrasje onder de vloer van het restaurant. Vandaag koopt Tim een tweede luchtmatrasje en een ‘onderwaterweggooicamera’.
Met twee gehuurde kano’s maken Linda, Sjef en Tim een korte kanotocht op zee. We leggen aan op een beschaduwde plek op het strandje van een naburig resort, waarna Tim nog even gaat snorkelen. Géén mooie vissen hier. Daarom maar verderop geprobeerd op een vlonder in zee in de buurt van ‘turtle-point’. Ook hier niet veel bijzonders te vinden, zo ontdekken Tim en Sjef, en al helemaal geen schildpadden. We keren terug, omdat het varen met een kano minder leuk is dan we dachten. Het kost veel biceps-kracht en het is heet in de volle zon. Te heet ! Weer bij Yvonne op het strand gaat Tim zijn onderwatercamera proberen. Later gaat Sjef ook nog uitvoerig snorkelen. De dames houden het vandaag nog even droog.
Onder water is het hier – zo dicht bij ons ‘hutje’ – erg mooi. Deels zien we dezelfde soort vissen als gisteren, deels zien we ook ‘nieuwe’ vissen. Sjef ziet een grote vis in de vorm van een halve maan. Een schitterend gezicht ! Het ‘enge’ is er intussen wel een beetje af.
De lunch – met alweer de gebruikelijke ‘fruit-juices’, populair is ‘ananas-juice’, die elke dag door ons worden geconsumeerd – gebruiken we in ons resort restaurant. ’s Middags dreigt aan de vastewal onweer – we horen wat gerommel –, maar het slechte weer komt niet naar de eilanden en uiteindelijk lijkt het onweer op te lossen.
Sjef gaat nog even snorkelen op een luchtmatras, hetgeen hem goed bevalt. Geen angst voor knabbelende vissen en je kunt met zo’n matras vlak boven het, op het oog net onder water staande, rif drijven.
’s Avonds BBQ-diner in een naburig Chinees restaurant. We moeten lang wachten, want ongeveer 70 Chinezen, die gereserveerd hebben, gaan vóór. De eersten zullen dus de laatsten zijn. Intussen komt er toch nog een flinke bui, zodat alle tafels naar binnen, althans onder de pendopo moeten.
We nemen allemaal vis. Sjef en Yvonne nemen vooraf soep. Sjef probeert ‘Tomyam’-soep, waarin tomaten, garnalen en andere groenten, maar vooral ook heel veel groene en rode pepers zijn verwerkt, waardoor het Sjef veel te ‘pedas’ is. Jammer, maar helaas. Hati-hati voortaan !

Dinsdag 22 september:

Na het ontbijt veroveren we maar liefst vier strandligbedden. Het is hier, met palmbomen als parasol, aangenaam toeven in de ochtendzon. Het waait aangenaam en de lucht is na de flinke bui van gisteren weer hoofdzakelijk blauw. Opnieuw is het ook helder en kunnen we ver kijken.
Tim en Linda gaan snorkelen. Sjef en Yvonne gaan lekker liggen lezen. We verwennen ons halverwege de ochtend met ‘banana-lassi’, een soort bananenmilkshake. Heerlijk koel !

– Het heerlijke strand van de Perhentian eilanden –

Tegen lunchtijd gaan we met een watertaxi – een klein motorbootje – voor 10 Ringit per persoon (dat is € 2,-) naar het andere eiland: Pulau Perhentian Kecil. Ruim tien minuten varen over de warme zee. Het doel is restaurant Panorama op ‘Long Beach’, dat door Riksja wordt aanbevolen.
Het is best wel een beetje eng, met zo’n klein bootje met grote snelheid over de zee, want dat is het toch ! Maar wellicht is het beter dit een ‘zeestraat’ te noemen. Op wat spetters na worden we gelukkig niet nat.
Linda onderhandelt bij aankomst over de prijs en weet een ‘special price’ te bedingen voor het retour. Onze jonge, goedlachse, schipper belooft ons na twee uur (in casu 16.00u) weer te komen ophalen. Betaling pas bij veilige terugkeer op Pulau Perhentian Besar.
Restaurant Panorama blijkt gesloten te zijn. Daarom een ander restaurant gekozen, waar men overigens géén bier schenkt. ‘Restaurant’ is wel een beetje een groot woord voor deze uitspanning aan het strand, waar tafels en stoelen gewoon in het zand staan !

– Meisje op Pulau Perhentian Kecil –

Dan voltrekt zich opnieuw het voor ons inmiddels zo gebruikelijke tafereel, alleen te doorstaan als je heel veel geduld hebt: ‘pelan pelan saja’.
Als je gaat zitten aan een tafeltje wordt er eerst niet of nauwelijks notitie van je genomen. Als je geluk hebt mag je na 20-30 minuten iets bestellen. Slim als we zijn bestellen we dan drankjes én eten tegelijk ! De drankjes worden zeker 15 minuten later gebracht. Hebben we geluk: alle vier de drankjes tegelijk. Anders één voor één of een andere volgorde.
Het eten laat vervolgens nog zeker nog 30 minuten op zich wachten. Ook hier geldt: als je geluk hebt krijg je alles tegelijk. Meestal is het één voor één, enz. enz. Het kan dus zijn dat de een zijn of haar eten op heeft, terwijl de ander nog moet beginnen.
Het heeft géén zin om dan maar naar een ander restaurant te gaan, want daar gaat het precies zo. Het lijk wel of elke tafel helemaal wordt afgewerkt alvorens men aan een andere tafel begint.
Het eiland Pulau Kecil (kecil = klein) oogt op het eerste gezicht sjofeler dan ons eiland Pulau Besar (besar = groot). Linda zegt dat dat komt omdat Kecil meer een eiland is voor jonge backpackers.

– Smalle zeestraat tussen Perhentian Besar en Kecil –

Met verontschuldiging is onze jonge schipper tien minuten te laat, hetgeen we hem graag vergeven. Hij heeft een andere boot – een nog kleinere – bij zich. Dit maakt onze terugtocht naar Pulau Perhentian Besar opnieuw een beetje eng, ook al omdat af en toe flinke hekgolven van passerende, snel varende boten moeten worden overwonnen. Als klap op de vuurpijl blijkt onze schipper te weinig benzine bij zich te hebben, zodat we – letterlijk in het zicht van de haven – op zee stil komen te liggen. Gelukkig weet onze jonge schipper de aandacht van een collega-schipper te trekken, die langszij komt en wat benzine afstaat. “Hier helpen we elkaar altijd !”, zo is het commentaar van onze schipper. Maar alweer een spannend moment!
Maar de spanning is vandaag nog niet ten einde. Tegen 19.00u, we zijn net in het resort restaurant aangekomen, komt een zware onweersbui van de vaste wal recht op ons af. Om 19.15u barst het noodweer los ! Hier zijn ze dat, naar eigen zeggen, wel gewend in september en oktober, maar de toeristen worden er nogal opgewonden van. Wij ook !
Er breekt een heuse storm los, het regent pijpenstelen en het weerlicht is niet van de lucht ! Op het allerlaatste moment arriveren in het volledige duister nog kleine bootjes bij het resort in een golvende zee. Een linke boel, vinden wij. Alle schermen van het open restaurant gaan dicht om regen en wind zoveel mogelijk buiten te houden. Een half uur later is het alweer voorbij en kunnen we rustig afeten.

– Een tropische bui hoort er ook bij op de eilanden –

Woensdag 23 september:

Onze laatste dag in Maleisië en het is weer mooi weer !
Sjef, Linda en Tim maken een georganiseerde snorkeltour, waarbij met een snelle motorboot drie locaties worden aangedaan. Een Brits echtpaar vaart en snorkelt met ons mee. Het is heel leuk, al is de onderwaterwereld elders niet heel anders dan bij ons resort voor de deur. Spannend zijn wel de honderden vissen die op je afkomen als de schippers brood rond je hoofd in het water gooien ! Niet echt leuk, maar toch maar lachen !
We bezoeken ook ‘turtle-point’, waar we maar liefst drie zeeschildpadden op de zeebodem spotten. Eén van deze schildpadden gaat voor onze, achter duikbrillen verstopte, ogen even een luchtje scheppen aan het wateroppervlak. Heel leuk om te zien !
Yvonne bewaakt intussen de spullen op het strand en leest nog wat.
De lunch gebruiken we in het resort restaurant. Daarna douchen in de ‘staff-shower’ – we moesten vanwege de snorkeltour (10.00u – 12.00u) al vroeg onze hutjessleutels inleveren – en omkleden.
Dan volgt een grote verrassing. Om 16.00u meldt zich niét onze grote resort boot om ons weer naar Kuala Besut te varen, het begin van onze thuisreis. Tien minuten later komt een 10-persoons speedboot met krachtige buitenboordmotoren én huif voorvaren. Voor we het weten is onze bagage in de boot geladen, stappen we in, krijgen een life-jacket om en spuiten we vol gas weg van de Pulau Perhentian eilanden, op weg naar Kuala Besut. Onze boot vaart zéér snel – naar schatting zo’n 60 kilometer per uur – en danst letterlijk en figuurlijk op de flinke golven van de Zuid Chinese Zee. Echt nat worden we niet, maar het is voor ons en onze zes medepassagiers een enerverende ervaring. Zo’n boottocht maak je maar zelden mee en past tegelijkertijd als afsluiting wel in onze reis, die toch al vol verrassingen is. We zijn blij als we heelhuids de overkant bereiken, na ongeveer 25 minuten.

DE TERUGREIS

Woensdag 23 september:

We zijn eraan gewend, maar het is toch wel weer leuk als er op de vaste wal van Kuala Besut iemand staat die ‘miss Linda van de Poel’ blijkt te kennen en die ons onze chauffeur wijst. We nemen twee Franse ‘lifters’ mee en dan begint de rit naar de luchthaven van Kota Bahru. De chauffeur kent aardig Engels en vertelt Sjef het een en ander over de Maleisische kustverdediging. Er verdwijnt hier kennelijk regelmatig wat land in de woeste zee en daaraan moet een einde worden gemaakt. Dijken aanleggen, dat is wat ze ook hier willen ! Ook de vervuilingproblematiek komt aan de orde: wat ligt er toch een vuilnis langs de openbare wegen van Indonesië en Maleisië. Tenslotte weet onze chauffeur alles van het Europese en dus ook Hollandse voetbal en we vernemen dat PSV inmiddels aan kop ligt in de eredivisie ! Bizar om dat hier te mogen horen.
Ondertussen passeren we het vertrouwde Maleisische landschap, met hier veel sawahs en tabaksplantages. We zien tamelijk veel mooie huizen, maar de eenvoudige – om niet te zeggen armoedige – optrekjes staan er gewoon tussen. Ook zien we veel masjids (moskeeën).
De chauffeur rijdt voor ons nog even langs een niet in Sjefs toeristengids voorkomende bezienswaardigheid: een boeddhistisch tempelcomplex met solitair staand een werkelijk gigantisch hoog wit Boeddhabeeld. Heel leuk om dit aan het slot van onze reis nog even mee te pikken.

– Boeddhabeeld in de buurt van Kota Bahru –

Het is druk op de weg met veel moslims – de deelstaat Kelantan is voor meer dan 90% islamitisch – op weg naar elkaar in verband met de dagen durende feesten die met de beëindiging van de ramadan gepaard gaan. Maar we hebben tijd genoeg !
Op de kleine luchthaven van Kota Bahru is het ook een drukte van belang. Het lijkt hier wel het Midden-Oosten, zoveel moslims zien we hier in traditionele kledij (maar wel veel fleuriger dan in Nederland), allemaal in de ‘arrival hal’, waar wij een snelle maaltijd – natuurlijk zonder alcohol – nuttigen. Waar wachten al deze mensen op ? Kennelijk op familie uit Kuala Lumpur, maar het lijkt wel of de profeet Mohammed in hoogsteigen persoon per vliegtuig arriveert !
Ons Air Asia-vliegtuig – alweer een mooi toestel – vertrekt iets te vroeg, om 20.30u, (14.30u Nederlandse tijd). Het onweert buiten en het vliegtuig heeft veel last van turbulentie. De in rode pakjes gehulde stewardessen zien er fraai en rustig uit. Drie kwartier later staan we op de grote luchthaven van Kuala Lumpur, waar we nu voor de derde keer (!) tijdens deze reis landen.
Omdat we – aldus Linda en Tim – op een ‘pauperterminal’ van prijsbreker Air Asia zijn afgezet, moeten we nog een flinke busrit maken naar de ‘main-terminal’. Zo ‘pauper’ ziet het er overigens helemaal niet uit !
Sjef meent dat we zo ongeveer de gehele airport zijn rondgereden. Het inchecken verloopt spoedig – drugs worden bij ons gelukkig niet aangetroffen (!) – en na een koffie- annex geldwisselbreak melden we ons bij de gate van onze Malaysia Airlines-vlucht naar Amsterdam.

Donderdag 24 september:

Er is sprake van enig ‘delay’, maar om 00.30u plaatselijke tijd (18.30u Nederlandse tijd) kiezen we dan toch het luchtruim. Opnieuw k(l)eurig aangeklede stewardessen en stewards in het groen. Om 01.30u krijgen we een souper-tje opgediend. We zitten dan boven de Golf van Bengalen. Plotseling is er weer veel turbulentie en zelfs de crew moet gaan zitten. Vervolgens komen we in een heuse luchtzak terecht: een zeer onaangename en beangstigende belevenis ! Veel passagiers geven mondeling blijk van hun schrik en hier en daar gaan koffie, thee, wijn en andere dranken over de kleren. Wij houden het gelukkig droog. Goed te weten dat vliegtuigen zijn gebouwd op dit soort weersomstandigheden !
Om 00.30u Nederlandse tijd vliegen we weer in de buurt van Kabul – ons toestel volgt exact dezelfde route als de heenweg – en zijn we op de helft van deze vlucht. De interieurverlichting is dan al uren uit, want er moet geslapen worden in deze – voor ons – zéér lange nacht; iets van 17 uur, want we reizen met de tijd mee.
Ergens boven de Oekraïne weer heftige turbulentie, maar gelukkig geen nieuwe luchtzakken.
Om 06.55u Nederlandse tijd zet onze piloot de Boeing 777 keurig neer op de Polderbaan van Schiphol en komt aan onze interessante reis naar het Verre Oosten – die gelukkig zonder veel problemen is verlopen – een veilig einde. Een kleine miscommunicatie met onze Schipholtaxi – de chauffeur verwachtte gasten uit het Sheridon hotel en geen luchtreizigers uit Kuala Lumpur – kan hier geen verandering in brengen.
Om 08.30uur zijn we weer thuis, waar alles in goede staat wordt aangetroffen.

– – –

(copyright: JWE van de Poel)