Opnieuw maken we een zesdaagse voettocht door de indrukwekkende Ötztaler Alpen. Ditmaal wandelen we in de maand augustus, dus vooraf hebben we voldoende slaapplaatsen gereserveerd in een viertal berghutten. Dat blijkt gelukkig geen probleem te zijn, ondanks het feit dat slechts één van onze tochtgenoten lid is van de Koninklijke Nederlandse Klim- en Bergsport Vereniging (NKBV).
Door de ervaring van de vorige keer wijs geworden, plannen we voor de eerste wandeldag een niet al te moeilijke tocht, zodat we langzaam kunnen wennen aan de ijle lucht in deze omgeving. Slapen, ontbijten en warm eten doen we in de berghutten. Voor onderweg sjouwen we voldoende lunches mee, alsmede een pan en een brandertje, waarmee we (warme) soep kunnen bereiden. Dat bevalt prima ! Achteraf constateren we dat we onze slaapzakken eigenlijk best thuis hadden kunnen laten. In elke Hütte zijn voldoende warme dekens voorradig, zodat het meenemen van een lakenzak (en kussensloop !) op zich voldoende is. Dat scheelt weer gewicht en ruimte in je rugzak !
Opnieuw hebben we thuis een route uitgestippeld met behulp van onder meer het ‘Wanderbuch Ötztal mit Wanderkarte’, de betreffende 1:25.000-stafkaarten (‘Alpenvereinskarten’) en de Alpenvereinsführer – zeg maar berggids – van de Ötztaler Alpen. Qua moeilijkheidsgraad hebben we de lat voor deze voettocht wat hoger gelegd door een tweetal passages ‘op hoog niveau’ in de route op te nemen. Op de derde wandeldag passeren we het Ramoljoch (3186m); op de vijfde dag gaan we over de graat van de Saykogel (3300m). Voor beide passages geldt: het gaat hier om een ‘Alpine Erfahrung’, dus ‘Trittsicherheit und Schwindelfreiheit’ zijn ‘erforderlich’ ! Mensen met hoogtevrees moeten hieraan dus maar beter niet beginnen ! Maar als je goed uitkijkt en geen onverantwoorde dingen doet, is deze tocht voor veel mensen met een goede (basis)conditie prima en veilig te doen, ook met mindere weersomstandigheden. Sterker nog: het is een geweldige ervaring om zo hoog in de Alpen te wandelen ! Onnodig te zeggen dat het wandelen met verstelbare wandelstokken – liefst twee – in dit gebied echt een ‘must’ is. Maar soms moet je je stokken tijdelijk opbergen, want klauteren met handen en voeten lukt niet met stokken in de hand.
Ook deze tocht krijgen we – ondanks de maand augustus (!) – met alle mogelijke in het hooggebergte voorkomende weertypen te maken: regen, wind, zon, mist, sneeuw en zelfs een paar klappen onweer ! Sowieso treffen we het niet erg met het weer. De eerste drie dagen hebben we nogal wat neerslag in de vorm van (miezer)regen, hagel en sneeuw. Gelukkig is het de laatste drie dagen een stuk droger, maar de temperaturen zijn overdag bepaald aan de lage kant: zo tussen de 0 en 5 graden ‘in de schaduw’. Maar met de zon erbij voelt het steeds lekker aan.
Onze voettocht start in het toeristische bergdorp Obergurgl en eindigt zes dagen later in het kleinere bergdorp Vent. Meegebrachte auto’s kun je aan het begin van het hoofddorp van Obergurgl gratis parkeren. Zes dagen later haal je de auto’s weer op door in Vent de bus naar Sölden te nemen en in het tussengelegen dorpje Zwieselstein over te stappen op de bus naar Obergurgl. Beide bussen sluiten qua dienstregeling goed op elkaar aan. Raadpleeg voor de actuele dienstregeling het internet.
Dag 1: Van Obergurgl (1927m) naar de Karlsruherhütte (2450m)
Obergurgl is hoogst gelegen kerkdorp van de Oost-Alpen. Vanaf de parkeerplaats aan het begin van de bebouwde kom van het hoofddorp wandel je in zuidelijke richting het gehele dorp door tot je de eerste gele wegwijsbordjes ziet met daarop de vermelding ‘Schönwies-Hütte’. Deze eerste berghut op je route – vandaag alleen een ‘pleisterplaats’ – kun je vanuit Obergurgl op verschillende manieren bereiken. Wij kiezen voor de route door het fraaie ‘Zirbenwald’ – vrij vertaald: ‘pijnbomenbos’ –, dat je na het verlaten van Obergurgl recht voor je ziet liggen op de flanken van de berg. Nabij een horeca-uitspanning wandel je over de brug over de Gaissberg Bach en je volgt het bospad naar rechts. Onderweg vertellen borden langs het pad, dat al spoedig een ‘geitenpad’ wordt, wat je hier zoal kunt zien aan fraaie natuur. De routemarkering bestaat – zoals tijdens de gehele tocht – uit de bekende roodwitte strepen op rotsen. Langzaam steigt het pad naar grotere hoogten en je komt terecht op wat vlakkere stukken met, althans in augustus, bloeiende heideplantjes. Op korte afstand passeer je een fraaie waterval in de kloof van de Rotmoosache. Uiteindelijk bereik je een meer horizontaal lopend pad, vanwaar je rechts in de verte al de Schönwies-Hütte kunt zien liggen. Ter plekke is men bezig met het aanleggen van een of ander waterstaatkundig werk.
De Schönwies-Hütte bevindt zich op een hoogte van 2270m, dus vanuit Obergurgl ben je al zo’n 350 meter geklommen (globaal genomen stijg je in de Alpen meestal zo’n 300 hoogtemeters per uur, maar dan gaat het natuurlijk om een continue stijging). Als je wilt zet men je in de hut het overheerlijke Duitse Hefe-Weizenbier voor. Maar uiteraard kun je ook voor andere heerlijkheden kiezen, zoals een Apfelstrudel mit Sahne. Intussen kun je vanaf het terras genieten van het prachtige uitzicht op het brede Rotmoostal met in de verte de Rotmoosferner (‘ferner’ is Oostenrijks voor gletsjer). Links voor je is de berg Hohe Mut (2659m), met horeca-uitspanning op de top.
– Landschap nabij de Schönwies-Hütte –
Dan gaat het verder naar de eindbestemming van deze eerste wandeldag: de Karlsruherhütte. Het pad gaat door het Gurglertal over een gemakkelijke, licht stijgende en stenige weg, ook bereikbaar voor ‘four-wheel-drive’-auto’s. Waarschijnlijk maken alleen de huttenwaard van de Karlsruherhütte en officiële beambten van deze mogelijkheid gebruik. Na enige tijd zie je in de hoogte langs het pad een huisje staan, maar dit is nog niet de Karlsruherhütte. Die ligt nog iets verderop. Het grote bord met roodgele pijl duidt de kabels aan van de materiaallift, waarmee het Ramolhaus, aan de overkant van het Gurglertal, wordt bevoorraad. Handig en veilig voor helikopterpiloten ! Bij goed weer kun je het Ramolhaus hoog boven je reeds zien liggen. Het kost je echter nog een kleine dag om er te voet te komen !
De Karlsruherhütte heet ook wel de Langtalereckhütte, want de hut is fraai gelegen op de hoek van het Langtal – met de grote Langtaler Ferner – en het Gurglertal. De imposante Gurgler Ferner is nabij, maar van hier nog niet te zien.
In de hut ontmoeten we twee Nederlandse jongens, die een soortgelijke voettocht maken, maar dan met overnachtingen in een tentje. Dat geeft op zich geen problemen, en je kunt gebruik maken van de horecavoorzieningen van de berghut.
– De Karlsruherhütte –
Dag 2: Van de Karlsruherhütte (2450m) naar het Ramolhaus (3006m)
Na een goede nachtrust op een ‘Zimmer’ of een ‘Matratzenlager’ en een stevig ontbijt verlaat je de Karlsruherhütte richting het Hochwildehaus (2883m). Mensen met goede conditie en reeds gewend aan de hoogte hadden er natuurlijk ook voor kunnen kiezen de eerste nacht in het Hochwildehaus door te brengen. Deze hut biedt wél een fantastisch uitzicht op de Gurgler Ferner !
Tijdens de korte afdaling, die onmiddellijk bij de Karlsruherhütte begint, heb je in de verte zicht op de lange en smalle Langtaler Ferner. Je kruist de bij deze gletsjer behorende beek over een bruggetje en je begint aan je eerste serieuze klim van deze voettocht: de beklimming van de zeer steile, rotsachtige Schwärzenkamm. Boven aangekomen krijg je zicht op het met stenen bezaaide uiteinde van de Gurgler Ferner. Tijdelijk loop je hier comfortabel op een soort dijkje en het wachten is op de ‘afslag’ naar het Ramolhaus. Volgens de stafkaart kun je kiezen uit twee, niet al te ver van elkaar liggende, afslagpaden naar de Gurgler Ferner, want daar moet je overheen ! Mogelijk hebben we het eerste pad niet gezien, want we slaan pas af bij het zien van een geel bordje met de vermelding ‘Ramolhaus’, ongetwijfeld bij het tweede pad. Er volgt een tamelijk lastige afdaling over een steile helling met grote steenblokken en soms gladde rots. Goed uitkijken dus waar je ‘loopt’. Het uitzicht op de Gurgler Ferner mag er intussen zijn.
– De Gurgler Ferner moet worden overgestoken ! –
Het uiteinde van de gletsjer is ‘Spaltenfrei’ (zonder gevaarlijke spleten) en het oriënteren is niet zo moeilijk. Zowel aan deze kant als aan de andere kant van de gletsjer staan paaltjes met oranjekleurige ballen. Als je daar langs loopt (deze kant) en na het betreden van de gletsjer die richting oploopt (naar de andere kant), kom je goed terecht. Volgens de huttenwaard van de Karlsruherhütte is het niét verantwoord deze korte dwars-overtocht over de gletsjer – zo’n 600 meter – te maken als het mist en er dus geen goed zicht is op de overkant ! Hij zou daar wel eens gelijk in kunnen hebben, want aan de overzijde gaapt tussen de gletsjer en de rotswand een zeer diepe en brede spleet. Als je daarin valt, overleef je het waarschijnlijk niet ! Ter plekke van de oranjebal aan de overzijde aangekomen vind je een houten bruggetje, met éénzijdige leuning, over de diepe gletsjerspleet, waarover je veilig de rotswand kunt bereiken. Eventueel zou je hier, iets hogerop, een lunchpauze kunnen houden.
En dan start de toch wel inspannende klim naar het op ruim 3000 meter hoogte gelegen Ramolhaus. Op de stafkaart lijkt het een klein eindje, maar je moet toch zo’n 500 hoogtemeters overwinnen. Aanvankelijk gaat het nog tamelijk geleidelijk omhoog over stenig terrein. Je oriënteert je op de roodwitte strepen op de rotsen of op de zogeheten ‘steenmannetjes’: opvallende stapeltjes stenen, mogelijk neergelegd door eerdere passanten, op markante punten in het terrein. Steenmannetjes hebben vaak de vorm van een piramide of van een torentje en je wandelt eenvoudig van het ene naar het andere steenmannetje.
Na enige tijd kom je uit bij een geel wegwijsbordje. Rechtdoor gaat het naar Obergurgl, linksaf omhoog naar het Ramolhaus. Eerst wandel je nog over open terrein, maar al snel klim je in korte lussen naar boven toe op steeds rotsachtiger gebied. Tijdens onze tocht kwamen we al snel in de wolken terecht, waaruit een miezerig regentje viel. Helaas dus geen mooie uitzichten op de omgeving, maar eerder een desolaat gevoel. Gelukkig blijven de markeringen goed zichtbaar, zodat we in ieder geval goed lopen. Een blik omhoog verschaft geen uitzicht op het lang verwachte Ramolhaus, maar uitsluitend op uit de mist opdoemende rotspartijen. Na de 2800m hoogtelijn te hebben gepasseerd, begint het zowaar een beetje te sneeuwen. Dat maakt het zicht al niet veel beter. Het expeditie-gevoel neemt echter toe ! Regelmatig moeten korte ‘hijgpauzes’ worden gehouden, want het is hier écht hoog.
– Mistige klim naar het Ramolhaus –
En dan worden eindelijk boven ons op de rotsen de donkere contouren zichtbaar van een gebouw, dat wel het Ramolhaus moét zijn. In de sneeuw arriveren wij in de hut, waar overigens maar weinig gasten zijn.
De kamperende Hollandse jongens waren ons reeds voor en besluiten vandaag nog over het Ramoljoch door te lopen naar Vent, een fikse tippel onder deze barre omstandigheden. Later vernemen wij dat zij Vent niet hebben gehaald, maar toch nog een eind zijn gekomen. Wij blijven liever in het warme Ramolhaus.
’s Avonds raken we in gesprek met een vriendelijke Duitser die hier solo loopt en het terrein zeer goed kent. Hij waarschuwt ons voor de vele sneeuw die nog zal volgen en belooft ’s ochtends een spoor voor ons te trekken naar het Ramoljoch. In de bergen helpt men elkaar!
Dag 3: Van het Ramolhaus (3006m) naar de Martin-Busch-Hütte (2501m)
De weergoden zijn ons in de vroege morgen eventjes goed gezind. De zon schijnt en er zijn prachtige uitzichten op de gigantische Gurgler Ferner, op het dal van Obergurgl en op de ver beneden ons liggende Karsruherhütte. En dat alles met zo’n vijf centimeter sneeuw op het terras van de hut !
– De imposante Gurgler Ferner in de ochtendzon –
De Duitser uit Bonn heeft woord gehouden en we volgen nauwgezet zijn voetsporen in de sneeuw. Al vrij snel gaat het – onverwacht – opeens omlaag in plaats van omhoog en dat nog wel via een smal en besneeuwd geitenpaadje langs een steile wand. Het is echt uitkijken geblazen hier ! De zon verdwijnt helaas weer en opnieuw zijn er mistige wolken rond ons heen. Gelukkig duurt de afdaling niet lang en komen we in een soort dalkom terecht. En dan gaat het gelukkig weer omhoog achter de tussen de rotsen doorslingerende voetsporen van ‘der Mann aus Bonn’ aan. Op een grote steenman treffen we een bord aan, waarin ons een ‘Alpine Erfahrung’ in het vooruitzicht wordt gesteld, mits je ‘trittsicher’ bent en geen last hebt van duizelingen. Dan zien we opeens de Duitser in de mist lopen in onze richting. Hij kondigt een goed aangelegde ‘klettersteig’ aan, die je op de graat van het Ramoljoch brengt. Daar heeft hij een touw voor ons neergelegd, waarmee we de eerste gevaarlijke meters van de besneeuwde afdaling aan de andere zijde veilig kunnen overbruggen. Veel dank is zijn deel !!
– Door de mist op weg naar het Ramoljoch –
De stafkaart geeft aan dat aan onze rechterhand nog het begin van de Ramolferner te zien zou moeten zijn, maar wij hebben die gletsjer niet kunnen waarnemen. Of zou die dalkom de gletsjer zijn en lopen we reeds enige tijd op ijs ? Het is ons niet opgevallen. Kennelijk heeft de klimaatverandering hier haar werk reeds gedaan.
De klettersteig ziet er in eerste instantie eng en steil uit, maar dat valt bij nader inzien erg mee. Op de daarvoor in aanmerking komende punten goede, in de rotsen bevestigde stalen treedjes mét profiel, en verder stevige paaltjes, waarlangs een nieuw uitziend dik staaldraad is gespannen om je vast te kunnen houden. Handschoenen worden aanbevolen, indien je ze nog niet reeds hebt aangetrokken !
Het is best een sensatie om in deze slechte weersomstandigheden bovenop het 3186m hoge Ramoljoch te staan, ook al is er jammer genoeg geen fraai uitzicht. Het gevoel van absolute eenzaamheid in deze stille ongenaakbare bergwereld wordt er echter door versterkt. En gelukkig ligt daar het door de kou enigszins stijf geworden touw. We knopen het touw vast aan een paaltje van de klettersteig en een voor een dalen we af in de diepte van het dal aan de andere zijde, waarin zich de Spiegelferner bevindt.
– Lastige afdaling van het Ramoljoch –
De stafkaart geeft een korte gletsjerwandeling aan, maar ook hier is het ijs kennelijk verdwenen en lopen we over rotsachtig blokkenterrein met de gletsjer dichtbij aan onze linkerhand.
– Wandelen aan de rand van de Spiegelferner –
Helaas begint het tijdens onze afdaling weer een beetje te miezeren en dat maakt het houden van een lunchpauze – bij de van een wegwijzer voorziene, inmiddels sneeuwvrije, splitsing van de paden naar Vent en naar de Martin-Busch-Hütte – tot een niet erg aangename bezigheid, al is de warme soep meer dan welkom bij ongeveer 0 graden Celsius! We denken nog even met respect aan onze Hollandse vrienden, die hier gisteren in de late namiddag ook geweest moeten zijn. Geen spoor van hen te vinden trouwens!
In de westelijke verte ontvouwt zich onder de grauwe wolken een panorama op de indrukwekkende bergwereld, met in de diepte de huizen van het bij Vent gelegen gehucht Rofen en het bergstation van de stoeltjeslift van Vent naar Stablein.
We slaan af naar links, richting de Martin-Busch-Hütte en komen over een tamelijk gemakkelijk begaanbaar bergpad terecht in het Niedertal. We lopen uiteraard zeer hoog in dit dal. Zo’n 700 meter beneden ons zien we langs de dalbodem het bekende pad van Vent naar de Martin-Busch-Hütte. Naar dat pad moeten we uiteindelijk toe. Een plotselinge zonnige periode op de almen maakt het wandelen opeens weer tot een genoegen. Het pad blijft min of meer horizontaal en het is zaak de vele geiten- en schapenkeutels te ontwijken. Met zon erbij geen onaantrekkelijke bezigheid! En dan zien we ook nog eens ons einddoel van vandaag, de Martin-Busch-Hütte, in de verre diepte liggen. Helaas blijken zowel de zon als het aangename ‘höhenpfad’ een tijdelijk verschijnsel te zijn. De wolken trekken weer voor de zon en het pad gaat bij nadering van het zijdal van de Tiem Bach snel omlaag. Over niet gemakkelijk rotsterrein kruisen we twee beken achter elkaar en dan begint de steile afdaling over een geitenpad het Niedertal in. Een echte aanslag op de knieën!
– Uitzicht op het Niedertal met de Niedertaler Ache –
Beneden aangekomen vervolgen we onze route naar links toe over een opnieuw min of meer horizontaal lopend geitenpad mét echte geiten en schapen. Die laten ons zien hoe je je snel over dit ruige terrein kunt verplaatsen!
Het pad eindigt bij een brug over de Niedertaler Ache, waarachter een korte, maar onmenselijk steile klim recht omhoog volgt over iets wat eigenlijk geen pad zou mogen heten. De wetenschap dat je straks de laatste kilometers naar de Martin-Busch-Hütte over een ‘simpel’ pad kunt lopen, houdt je hierbij op de been.
Dat simpele valt eigenlijk ook tegen. Het is nog drie kilometer stappen over een lang, lang pad (ook voor four-wheel-drive-auto’s toegankelijk, maar waarschijnlijk alleen met vergunning, want je komt er gelukkig geen auto tegen). Het pad is erg makkelijk, maar de langzame stijging, de inspanningen van de dag, het slechte weer en het feit dat je achter elke bocht de berghut alwéér niet ziet staan, maken de laatste kilometers van vandaag tot een slopende tocht; zeker als je vrijwel geen drinkwater meer hebt ! Vandaag overheersen de wolken, maar als je hier bij mooi weer wandelt krijg je een fraai uitzicht op de indrukwekkende witte berg Similaun (3606m), die dit langgerekte dal majestueus afsluit.
Na een onbekend aantal Kurven verschijnt dan eindelijk de Martin-Busch-Hütte in zicht, waar het Weizenbier, waarover je al enige tijd aan het dromen bent, geduldig op je wacht. Het is erg druk in deze vanuit Vent gemakkelijk bereikbare hut, zodat zich bij ons de alternatieve naam ‘Van der Valk in de Alpen’ opdringt. We treffen ook onze Hollandse rugzakkampeerders in deze hut aan.
Dag 4: ‘Rustdag’ nabij de Martin-Busch-Hütte (2501m)
Vandaag is met opzet een rustdag ingepland. Het is namelijk moeilijk te voorspellen hoe de tochtgenoten de eerste drie dagen van deze voettocht doorkomen. Je kunt zo’n rustdag in de Martin-Busch-Hütte op verschillende manieren doorbrengen. De eerste optie is inderdaad: rusten, door bij of in de buurt van de berghut te blijven. Voor onze groep geen echte keus. Een tweede mogelijkheid is het maken van een dagtocht – zonder zware rugzak – naar de op Italiaans grondgebied gelegen Similaunhütte (3019m). Een zeer aantrekkelijke, niet al te vermoeiende dagtocht, waarbij een korte wandeling over de spaltenfreie Niederjochferner is inbegrepen. In mooie zomers is deze gletsjer sneeuwvrij. Verwezen zij naar de beschrijving van onze eerste voettocht door de Ötztaler Alpen.
– Uitzicht op de Mutmalspitze vanaf het pad naar de Kreuzspitze –
De derde mogelijkheid is een beklimming – alweer zonder zware rugzak – van de bergtop Kreuzspitze (3457m), naar verluidt de mooiste bewandelbare uitzichtberg van de ‘Ötztaler Alpen’. Dit wordt onze keus. De klim duurt vanaf de Martin-Busch-Hütte ongeveer drie uur (enkele reis). Deze fraaie en populaire bergtocht bestaat in feite uit drie delen. Eerst gaat het door almengebied in korte slingers steil omhoog. Daarna kom je terecht op een vlakker gedeelte, Auf den Sömen genaamd. Er zijn hier enige bergmeertjes, waarvan de Brizzi See, op 2920m hoogte, het belangrijkste is.
– Auf den Sömen met de Brizzi See –
Dan volgt een niet al te ingewikkelde, maar wel inspannende klim door rotsachtig gebied. Uiteindelijk kom je op een smalle graat terecht, waar het bij slecht weer – sneeuw en ijs – glad kan zijn. Het Gipfelkreuz staat nog iets hoger en is bij slecht weer niet eenvoudig bereikbaar. Van onze groep bereiken die dag twee personen de top. De rest houdt het op 3100 meter hoogte voor gezien. Het is tenslotte rustdag.
– De nabije top van de Kreuzspitze –
Dag 5: Van de Martin-Busch-Hütte (2501m) naar het Hochjoch Hospiz (2413m)
Vandaag opnieuw een zware dag op het programma met opnieuw een hoog gelegen graat, de Saykogel op 3300 meter, niet veel lager dus dan de Kreuzspitze !
Vanaf de Martin-Busch-Hütte gaat het eerst een kort stukje richting de Similaunhütte. Maar al snel gaan we bij een met wegwijzertjes aangegeven splitsing rechtsaf richting de Saykogel. Langzaam stijgen we over een goed begaanbaar pad uit het dal van de Niederjoch Bach. Het pad stuit na enige tijd op een imponerende rotswand, die beklommen moet worden. Aanvankelijk gaat dat nog goed met behulp van je ingekorte wandelstokken. Af en toe kom je op een plateautje, waar je bij mooi weer kunt genieten van het fantastische uitzicht op de omringende bergwereld. Later wordt de rotswand behoorlijk steil en kom je, bij slecht weer, opnieuw in de sneeuw terecht. Per geklommen meter neemt de dikte van de sneeuwlaag toe. De wandelstokken moeten worden opgeborgen, want je hebt je handen nodig bij het klauterwerk. Echt gevaarlijk wordt het niet, mits je maar goed oplet waar je je voeten neerzet. Een eventuele glijpartij zal, naar het schijnt, ook niet tot een dodelijke val leiden !
– Begin van de inspannende steile klim naar de graat van de Saykogel –
De inspannende klauterpartij brengt je op de graat van de Saykogel, waar je je op 3300 meter hoogte bevindt. Natuurlijk is het uitzicht, met in de verte de berg Similaun en de Similaunhütte en in de diepte de Martin-Busch-Hütte, fantastisch. Aan de andere zijde van de graat zie je de uitgestrekte Hochjochferner, waarop in de zomer kan worden geskied, en verder weg de op Italiaans grondgebied op 2842m hoogte liggende berghut Schöne Aussicht (Bella Vista).
– Uitzicht vanaf de Saykogel-graat op de Hochjochferner –
Na de constatering dat het mooi is dat we hier zijn gekomen, dringt zich de vraag op hoe we hier weer veilig vanaf komen. De officiële route gaat naar rechts toe over de graat, onder de op 3360m hoogte gelegen top van de Saykogel langs. Een korte routeverkenning brengt ons tot de conclusie dat deze graat in deze weersomstandigheden te gevaarlijk is. Teveel sneeuw en ijs. Het enige alternatief is een wandeling over de hier spaltenfreie gletsjer, die zich beneden je uitstrekt. Maar deze ferner is dik besneeuwd ! En bovendien moet je er veilig op zien te komen. Wij doen dat door naar links over de iets naar beneden neigende graat te gaan. Daar vinden we op korte afstand, ongeveer 150 meter, een mogelijkheid om – met behulp van een meegenomen touw – tussen besneeuwde rotsblokken door naar de gletsjer af te dalen.
– Afdaling naar de besneeuwde Hochjochferner –
Op het ijs aangekomen volgen we de gletsjerwand langs de rotswand. De voorste twee tochtgenoten zitten aan het touw vast en zetten het spoor uit door elke stap vóór te prikken met de wandelstok. De rest volgt door in in de sneeuw ontstane voetstappen van de voorgangers te stappen. En dat gaat prima ! Op een gegeven moment wijken we een beetje uit in de richting van het midden van de gletsjer, vanwege de grote hoeveelheid rotsblokken die hier op het ijs ligt. En dat is maar goed ook (!), want plotseling komt vanaf de Saykogel met een luide knal een rotsblok ter grootte van een halve kubieke meter los. Dit blok raast als een tennisballetje naar beneden, recht op ons af ! Stilstaan en afwachten wat het rotsblok doet, om eventueel tijdig opzij te springen, dat is ons aller reactie. Gelukkig komt het rotsblok op enige tientallen meters van ons af op de gletsjer tot stilstand ! Dat is toch even schrikken.
– Gletsjerwandeling over de Hochjochferner –
We kruisen het van links – het Hauslabjoch – komende komende sneeuwspoor van een groepje gletsjerwandelaars en volgen dit spoor tot op de graat, die hier weer laag en gemakkelijk toegankelijk is. In totaal hebben we ongeveer 1500 meter op de gletsjer gewandeld. Een leuke en veilige belevenis, het vallende rotsblok buiten beschouwing gelaten.
Vandaar is de verdere route – na een welverdiende lunchpauze – tamelijk gemakkelijk. Steeds naar beneden over een meestal redelijk tot goed begaanbaar pad door rotsachtig terrein. Het pad eindigt bij de wilde gletsjerbeek beneden in het dal, die over een bruggetje op 2460m hoogte wordt overgestoken. Je komt uit op het pad dat vanaf de berghut Hochjoch Hospiz gaat naar de berghut Schöne Aussicht (zie onze eerste wandeling door de Ötztaler Alpen). Vanaf hier is het nog een uur wandelen naar de Hochjoch Hospiz. Het frustrerende is dat je aanvankelijk op gelijke hoogte als de Hochjoch Hospiz loopt, maar vervolgens naar beneden moet om het dal van de gletsjerbeek van de Hintereisferner te kruisen om daarna weer steil en ongemakkelijk ruim 100 meter te moeten klimmen naar de eindbestemming van vandaag: de op 2413m hoogte gelegen Hochjoch Hospiz. Ook in deze kleinere, gezellige hut zijn veel gasten aanwezig !
– Schoenenbewaarplaats in het Hochjoch Hospiz –
Dag 6: Van het Hochjoch Hospiz (2413m) naar Vent (1894m)
De laatste dag van onze zesdaagse voettocht door de Ötztaler Alpen voert – onder een strakblauwe hemel (!) – naar het dorpje Vent, de op één na hoogst gelegen nederzetting in de Oost-Alpen (zie ook onze eerste wandeling door de Ötztaler Alpen (dag 4)). Een tochtje van bijna drie uur, inclusief een zonnige koffiepauze in het gehucht Rofen.
– Het Hochjoch Hospiz in de ochtendzon –
Langzaam dalend lopen we het steeds nauwer wordende beekdal in. We passeren het wilde zijdal van de Vernagt Bach. En dan komen we in een uiterst fraaie kloof terecht. Diep beneden ons raast de Rofen Ache. Ons pad klimt een weinig en is hier en daar van een – ons inziens overbodige – zekering voorzien. We hebben intussen wel ‘engere’ paadjes gehad zónder zekering !
– Uitzicht op de Wildspitze, de hoogste berg van Tirol –
Na het verlaten van de kloof komen we weer een beetje onder de mensen. We betreden het door paarden bevolkte erf van de Rofenhöfe, de hoogst gelegen boerderij van Oostenrijk op iets meer dan 2000 meter. Iets verderop is de kleine nederzetting Rofen met onder meer een klein kapelletje en een welkome Gasthof.
We steken hier de Rofen Ache over via een spectaculaire, degelijk uitziende hangbrug en wandelen door een prachtig almengebied met pijnbomen richting Vent. De overvloedige zon en het zeer fraaie landschap in deze contreien vormen een waardige afsluiting van een al met al zeer voorspoedig verlopen, indrukwekkende bergtocht.
– Uitzicht op Vent, de eindbestemming van deze voettocht –
– – –
(copyright: JWE van de Poel)