Al lange tijd leefde het idee om ooit eens een voettocht met rugzak en tent te gaan maken in de Gaume. Maar tot nu toe was het er nog niet van gekomen. Een oriëntatie op dit in het uiterste zuidoosten van België en noorden van Frankrijk gelegen gebied leverde echter meer dan voldoende aantrekkelijke vooruitzichten op. Een mediterrane sfeer, mooie en interessante plaatsen als Torgny, Montmédy en Avioth, de beroemde trappistenabdij van Orval, overblijfselen van de Maginotlinie en tenslotte ook nog eens een mooi langeafstandswandelpad, de Transgaumaise. Deze Gaumeroute is 140 kilometer lang, beschrijft een cirkel door het Gaume gebied en voert daarbij deels door België en deels door Frankrijk. In feite ben je hier in de meer bekende streek Lotharingen: Belgisch Lotharingen en Frans Lotharingen. Het is hier gedaan met de in de Ardennen overheersende grijze kleur van de bouwstenen van huizen en andere gebouwen. Daarvoor in de plaats zie je in de Gaume als bouwsteen vooral okergeel kalksteen, ook wel ‘Pierres de France’ genoemd. De daken van de huizen zijn veelal rood van kleur, hetgeen een aantrekkelijk beeld van de Provence oproept. Bij Torgny – het zuidelijkste plaatsje van België – wordt zelfs wijn verbouwd.
– Dorpspleintje in het Franse dorpje Herbeuval –
De wandelgids van de Transgaumaise, geschreven door André Pierlot, is helaas niet meer of moeilijk te verkrijgen. Maar op de, veel informatie biedende, internetsite trekkings.be vind je een uitvoerig en fraai geïllustreerd verslag van een voettocht over de Transgaumaise. Hier tref je echt álle informatie aan die je maar wilt hebben. Onze 62 kilometer lange vierdaagse voettocht over de Transgaumaise gaat van het Belgische stadje Virton naar het eveneens Belgische stadje Florenville, gelegen aan de bekende rivier de Semois. Tussen Florenville en Virton loopt een spoorlijn, met op werkdagen elke twee uur een trein in beide richtingen, reistijd 18 minuten. Je kunt dus gemakkelijk een wandeling in lijn maken. De eerste en de laatste dag loop je in België, de twee andere dagen ben je grotendeels in Frankrijk. De eerste ‘Franse dag’ snijden we een stuk van de Transgaumaise af om de dagafstand niet te groot te maken en lopen we per saldo vooral een eigen route richting Montmédy. Het mooie Franse stadje Marville is dus niét in deze voettocht opgenomen.
– Transgaumaise landschap tussen Othe en Marville in Frankrijk –
Halverwege de tocht overnacht je in het aantrekkelijke Franse vestingstadje Montmédy. Anders dan in de Ardennen zul je in deze streek, een enkele uitzondering daargelaten, geen steile en smalle geitenpaadjes aantreffen. De paden van dit deel van de Transgaumaise – die in het veld steeds goed wordt aangegeven met wit-gele verfstrepen – zijn over het algemeen goed en gemakkelijk toegankelijk en zijn in de praktijk bospaden en veldwegen of rustige asfaltweggetjes. Het is hier sowieso een tamelijk verlaten streek. De ‘onverharde’ veld- of bospaden zijn nogal eens ‘verhard’ met grotere en kleinere keitjes, soms op Romeinse heirbanen gelijkend, die het wandelen met een rugzak soms tot een wat onstabiele aangelegenheid maken. Ook het aantal kilometers asfalt – niet alleen in de buurt van dorpen en stadjes! – viel ons toch wat tegen, maar, zoals gezegd, auto’s zijn er haast niet op de kleinere asfaltweggetjes in deze streek.
– Het riviertje de Othain stroomt bij Othe tussen de Franse cuesta’s door –
De route van Virton naar Florenville vind je terug op de Franse cartes de randonnée van het Institut Geographique National nummer 3310E – Montmédy – en 3211O – Damvillers –, schaal 1:25.000, en op de Belgische stafkaarten 71, 5-6, Rouvroy – Ruette, en 67, 7-8, Florenville – Izel, schaal 1:20.000. Alleen de omgeving van het treinstation van Virton heb je dan net niet op kaart, maar dat hindert niet. Google Earth biedt hulp voor het plannen van de eerste twee kilometertjes van je voettocht. Overigens kan de route van de Transgaumaise via de geweldige internetsite routeyou.com heel simpel op Google Earth worden gedownload, zodat je je vooraf al goed kunt oriënteren op wat je te wachten staat.
Het wandelparcours bestaat uit heuvelachtig gebied zonder echt steile klimmetjes. De heuvels worden hier ‘cuesta’s’ genoemd en bevinden zich in rijen achter elkaar met daartussen beekdalen. De cuesta’s zijn aan de noordzijde ‘steiler’ dan aan de zuidzijde. Vooral de eerste en laatste dag wandel je vaak door bosgebied. De twee Franse dagen gaan door meer open gebied met soms wat ‘kale’ en dus winderige stukken over hoogvlaktes. Maar er blijft meer dan voldoende groen struweel en bosgebied over om het landschap voortdurend aantrekkelijk te houden. Zeer regelmatig kan van fraaie panorama’s worden genoten.
Onderweg tref je maar één camping aan, maar wel op een goede plek: naast de vesting van het Franse stadje Montmédy, halverwege de tocht. De eerste nacht moet je zelf een weitje zien te vinden en dat geldt ook voor de laatste nacht bij de abdij van Orval. De abdij beschikt weliswaar over een eigen kampeerterreintje in het bos, maar de kwaliteit daarvan vonden wij – in ieder geval bij regenachtig weer – zeer matig. Maar wie daar niet om maalt kan daar zijn tentje(s) opslaan. Wel even van tevoren aanmelden op de website van de abdij. Foerageren is eigenlijk alleen goed mogelijk in Montmédy. Het aantal geopende horecabedrijven onderweg is beperkt.
– De abdij van Orval is ook bekend van het heerlijke trappistenbier –
Hoogtepunten op deze Transgaumaise-voettocht zijn ongetwijfeld het Belgische dorpje Torgny, het Franse vestingstadje Montmédy, het Franse dorpje Avioth met zijn imposante basiliek en natuurlijk de trappistenabdij van Orval, beter bekend van het Orvalbier en de gelijknamige abdijkaas.
Dag 1: Van Virton naar Torgny (12 km)
We starten onze Gaume voettocht bij het treinstation van Virton, dat op enige afstand ten zuiden van het centrum van het stadje ligt. Het station beschikt over een prachtige parkeerplaats voor meegebrachte auto’s. Het aanvankelijke idee om de auto’s bij het treinstation van Florenville neer te zetten en dan de trein te nemen naar Virton laten we varen, omdat in dat geval de trein van 12.34u moet worden gehaald – volgende trein pas om 14.34u –, hetgeen op de heenreis onnodig een grote haastdruk zou leggen. Overigens zit je dan de laatste wandeldag met hetzelfde probleem, maar als je dan wat vroeger van je kampplaats vertrekt heb je tijd genoeg om de trein in Florenville te halen.
Aangezien de Transgaumaise verderop door de met bossen bedekte cuesta voert dien je voor de eerste kilometers van deze voettocht een eigen aanlooproute te vinden. Gelukkig is dat niet zo moeilijk. Je slaat bij het station de eerste straat naar rechts in, de Rue de la Station. Als je deze weg blijft volgen kom je achtereenvolgens in het buurtschap Vieux-Virton en het dorpje Saint-Mard uit. Je bent dan reeds op de stafkaart aangekomen. Vóór de kerk buig je iets naar rechts af om vervolgens rechtdoor te gaan, de Chemin Morel in. Via deze weg kom je al snel in het buitengebied. Langzaam gaat het omhoog richting de bossen. Na het kruisen van een asfaltweg ga je nog steeds rechtdoor, nu over een mooie grasbaan. Na een haakse bocht naar links steek je opnieuw een asfaltweg over en je gaat onmiddellijk naar rechts over een stijgend bospad. De panorama’s op de omgeving van Virton mogen er intussen wel zijn.
– Beklimming van de eerste cuesta nabij Virton –
Je arriveert opnieuw op een door het bos slingerende asfaltweg en je volgt die weg naar links. Spoedig tref je een bord aan, dat aangeeft dat Frankrijk nog maar 1000 meter verderop is. Waar de asfaltweg naar links buigt ga je rechtsaf het Bois de Guéville in. Na een kleine kilometer, bij een picknickplaats, kom je uit op de Transgaumaise die hier van links komt. De geelwitte aanduiding van dit sentier volgend kom je zonder problemen uit in het einddoel van vandaag, het mooie Belgische dorp Torgny. Het hier en daar wat stenige bospad passeert enige visvijvers bij Pont Camus en biedt later een mooi uitzicht op het in de heuvels verscholen liggende dorp Lamorteau. Daar waar je het bos lijkt te verlaten en een weide aan je linkerhand opdoemt dien je met een haakse bocht naar links opnieuw het bos in te gaan. Je klimt door het Bois de la Côte en je bent in feite op de top van je eerste cuesta. Al snel ben je weer in het open veld en je gaat rechtsaf, langzaam dalend, ondertussen genietend van de uitzichten op de hoogten rond Torgny dat nu niet ver meer is.
– Het mooie, okergele, dorpje Torgny –
Bij het begin van het dorp tref je aan je linkerhand, nabij een picnickplaats, een kluizenaarswoning annex kapel van Notre Dame de Luxembourg aan. Als je van hier niet onmiddellijk naar beneden het dorp in loopt, maar het parcours van de Transgaumaise blijft volgen passeer je, overigens niet goed zichtbaar, de wijngaard van Torgny. De wijnen van Torgny kun je straks proeven in brasserie-restaurant La Romanette in het dorp. Torgny – een van ‘les plus beaux villages de Wallonie’ – is wat werd beloofd: een bijzonder fraai dorp met mooie huizen van okergeel kalksteen en fraai gekleurde raamluiken. Veel huizen dateren uit de 18e en 19e eeuw. In het dorp vind je ook een overdekt ‘lavoir’, zeg maar een publieke wasplaats, gevoed door een beekje.
Een mooi kampeerweitje bij Torgny vind je door vanaf het brasserie-restaurant richting de zeer nabije Franse grens te lopen. Onmiddellijk na het voetbalveld ga je rechtsaf een klein asfaltweggetje op en na ongeveer 150 meter vind je aan je linkerhand een mooi weitje dat ook nog eens een leuk uitzicht biedt op het Franse dorpje Vélosnes. Minpuntje is de spoorlijn op Frans grondgebied waarop nogal wat (goederen)treinen rijden. Maar ’s nachts valt het gelukkig allemaal erg mee. Desgewenst breng je ’s avonds een gezellig bezoek aan La Romanette.
– Kamperen aan de Franse grens bij Torgny –
Dag 2: Van Torgny naar Montmédy (19 km)
De tweede, nu Franse, dag voert de Transgaumaise aanvankelijk over kleine asfaltweggetjes in een prachtig landschap van weiden en bossen achtereenvolgens door de valleien van de riviertjes de Chiers en de Othain. Eerst passeer je het dorpje Vélosnes en later, na weer een cuesta overwonnen te hebben, het gehucht Othe. Vlak vóór Othe zie je rechts op de heuvels de overblijfselen van een geschutskoepel van de vermaarde Maginotlinie, door de Fransen aangelegd tussen beide wereldoorlogen. Later op je tocht kom je nog meer van deze geschutskoepels tegen.
– De Transgaumaise dwarst af en toe de beroemde Maginotlinie –
Wanneer je, anders dan wij, de Transgaumaise blijft volgen kom je, na Othe te zijn gepasseerd, terecht in het zwaar beboste en pittoreske valleitje van de Othain. Na korte tijd, bij een leuk gelegen picnickplaats, wordt je pad – eindelijk – onverhard en je gaat verder richting het Franse stadje Marville. Wij probeerden na een kleine drie kilometer een bruggetje over de Othain te vinden om op die wijze – via het hooggelegen dorpje Flassigny – een flink stuk van de Transgaumaise af te snijden. Dat mislukte helaas en er zat voor ons niets anders op dan terug te keren naar Othe.
Wil je vanuit Othe zo snel mogelijk weer naar de Transgaumaise toe dan dien je het asfaltweggetje over de brug over de Othain te volgen. In Othe kom je intussen langs een aardig kerkje en opnieuw een lavoir, beide uitgevoerd in streekeigen okergeel kalksteen. Horeca tref je in deze uiterst rustige omgeving niet aan.
– De kleine église van het Franse gehucht Othe –
Het asfaltweggetje klimt door de bossen van je derde cuesta en komt uiteindelijk op de hoogvlakte uit. Op je stafkaart zie je dat dit weggetje na ongeveer twee kilometer uitkomt op de Transgaumaise. Als je daar rechtsaf gaat, wandel je over de Transgaumaise over open veldwegen min of meer in een rechte lijn op Montmédy af. In de buurt van Montmédy doet de Transgaumaise tot twee keer toe een poging om via omweggetjes – dat wel – het langdurig wandelen langs een asfalt autoweg zoveel mogelijk te vermijden.
Om deze dag geen verdere omwegen meer te maken kozen wij, op de hoogvlakte bij Othe aangekomen, voor een eigen parcours naar Montmédy. Bij een splitsing van asfaltweggetjes gingen wij rechtsaf en daalden de cuesta weer af naar het fraai in de vallei van de Othain gelegen dorp Bazeilles-sur-Othain. Leuke huizen ook hier, maar opnieuw geen horeca of winkels. Vind je dat klimmen en dalen niet echt nodig, dan kun je er in Othe ook voor kiezen langs een asfaltweggetje direct naar Bazeilles-sur-Othain te wandelen. Nogmaals … het is hier niet druk en je zult hier niet door auto’s van de wandelsokken worden gereden.
– Ook in Bazeilles-sur-Othain is okergeel de overheersende kleur –
In Bazeilles-sur-Othain steek je opnieuw de Othain over en je volgt een stijgend weggetje rechtdoor langs de kerk, welk weggetje op enig moment naar links afbuigt in de richting van een hooggelegen kerkhof. Het asfalt houdt eindelijk op en wordt vervangen door een bospad. Er kan hier uiteraard weer van mooie panorama’s op de prachtige omgeving worden genoten. Later loop je, soms wat onstabiel, over iets wat nog het meeste lijkt op een oude Romeinse heirbaan. Aangenaam wandelend door de beboste heuvels kom je uiteindelijk uit bij het dorp Villécloye. Wanneer je de bossen verlaat krijg je een prachtig panorama voor ogen met uitzichten op Villécloye en – in de verte – de beroemde citadel-vesting van Montmédy, gelegen op een hoge heuvel. De twee torens van de in de vesting gelegen Sint Maartenskerk zijn duidelijk zichtbaar.
– Fraai uitzicht op Villécloye en de vesting van Montmédy –
Van Villécloye, dat beschikt over een zeer oud en fotogeniek kerkhof – je loopt er vanzelf langs – gaat het pad naar Montmédy over de ‘GR de Pays aux Marches de Meuse’, maar dit klinkt mooier dan het is. Alweer veel asfalt onder je voeten. Al met al wordt deze dag dus echt een asfaltdag, in dat opzicht een beetje teleurstellend dus, en dan ook nog zonder horeca onderweg.
Na een mooi aangelegd Duits oorlogskerkhof te zijn gepasseerd wandel je het aantrekkelijke stadje Montmédy binnen. De camping municipal wordt al aangegeven en bevindt zich aan de noordkant van de vesting op vestinghoogte. Je dient hier een hoogte van 90 meter te overwinnen, best een aardige klim dus. Wanneer je in Montmédy zoveel mogelijk links aanhoudt en dus als het ware onder de vesting langsloopt passeer je nog een mooie winkel waar je frisdranken, wijnen en bier kunt kopen voor op de camping. Uiteraard zijn er in Montmédy ook andere, gewone, foerageermogelijkheden.
– De imposante Vauban-vesting van het Franse Montmédy –
De camping municipal ‘La Citadelle’ van Montmédy is eenvoudig aangelegd, met mooie grasvelden en met goede toiletten en goede, gratis, warme douches. Vanaf de camping geniet je van mooie vergezichten op de benedenstad van Montmédy en de omgeving. ’s Avonds zou je een bezoek kunnen brengen aan de 16e eeuwse citadel. Je blijft ‘op hoogte’ en de zes kilometer lange omwalling van Vauban is bepaald indrukwekkend te noemen. De 18e eeuwse Sint-Maartenskerk lijkt voor deze toch niet al te grote vesting wat ‘bovenmaats’. Verder is er een aardig dorpsplein mét een welkom café-restaurant. Kortom, de moeite van een bezoek waard!
Dag 3: Van Montmédy naar Abbaye d’Orval (19 km)
Anders dan gisteren wandel je vandaag, op een korte afsteker na, de gehele dag over de Transgaumaise. Gelukkig hoef je niet onmiddellijk weer te gaan klimmen of dalen. Bij de camping pik je de geelwitte merktekens van het sentier weer op. Je steekt een haakse bocht van een autoweg rechtdoor over en je komt terecht op een asfaltweggetje dat naar het uitzichtpunt Vierge de Tivoli leidt. Het loont de moeite om even bij de Vierge, die minder wulps is dan haar naam wellicht doet vermoeden, te gaan kijken, want de omweg is slechts 150 meter enkele reis en het onbelemmerde uitzicht op de stad Montmédy en ommelanden mag er zeker zijn.
– Terugblik op het mooie Franse vestingstadje Montmédy –
Terug op de Transgaumaise bereik je al snel het punt waar het asfalt overgaat in een onverharde veldweg over de kale hoogvlakte. Achter zie je de vesting van Montmédy langzaam uit het zicht verdwijnen. Slechts een enkele keer raakt het sentier aan bosgebied, waar je in de herfst actieve jagers kunt tegenkomen: ‘chasse en cours’. Natuurlijk is het dan altijd goed om op te letten. Dat hoef je niet te doen bij, alweer, enige geschutskoepels van de Maginotlinie die je hier rechts en iets verderop links van je pad aantreft.
– In de afdaling naar Avioth trekt de grote basiliek al erg de aandacht –
Vrediger en fraaier zijn de uitzichten die je op een gegeven moment krijgt op het lager gelegen dorpje Avioth, dat over een opvallend grote gotische basiliek beschikt. Het is een bedevaartskerk, want in de 12e eeuw zou hier de Maagd Maria zijn verschenen. De pelgrims naar het Spaanse Santiago de Compostela gingen daarom door dit dorp. Zij werden geacht een bezoek te brengen aan Onze Lieve Vrouwe van Avioth, de beschermheilige van ‘hopeloze gevallen’. Zij is in de basiliek te vinden. Ga zeker even binnen kijken … het is de moeite waard en je bent er nu toch! Eventuele giften konden de pelgrims kwijt in het aparte, halfopen, gotische bouwsel naast de kerk, de Recevresse. Ook in dit gebouwtje tref je een Madonna met kind aan. Zoals te doen gebruikelijk is ook in Avioth de kroeg vlakbij de kerk, dus je kunt hier een koffiepauze inlassen, want inmiddels heb je de eerste zes kilometer van vandaag erop zitten.
– Onze Lieve Vrouwe van Avioth –
Het volgende dorp op je route – Breux – ligt ongeveer twee kilometer verderop als je van Avioth de, overigens rustige, autoweg volgt. De Transgaumaise gaat daar ook naar toe, maar via een langere, ongetwijfeld mooie, omweg. We besluiten dat stuk vandaag maar af te snijden. Vlak voor Breux, waar je verrassend snel bent, volg je de autoweg in een haakse bocht naar links. Kort daarna gaat de autoweg naar rechts, de dorpskom in, maar voor de Transgaumaise ga je op dat kruispunt gewoon rechtdoor. Je komt in een aardig beekdalletje terecht met veel groen langszij. Het pad wordt weer onverhard en het is hier buitengewoon aangenaam wandelen. Herbeuval, het dorp waar je nu naar toe gaat, is vanaf Breux vijf kilometer ver. Helaas blijft het pad niet het gehele traject onverhard. In het Bois des Vieilles Voies komt het asfalt je weer tegemoet, maar het blijft desondanks uitermate rustig op je pad. Je passeert een clubhuis van jagers, waar men mogelijk bezig is met het slachten van een geschoten hert of everzwijn. De bossen wijken en je krijgt uitzicht op de daken van Herbeuval, dat nu niet ver meer is. Er is ter plekke een aardig dorpspleintje met okergele huizen waar je even een rustpauze kunt houden. Horeca is hier niet, voor zover wij konden overzien.
– Geschoten wild wordt langs de Transgaumaise direct geslacht! –
Je volgt vanaf Herbeuval de Transgaumaise verder richting de Belgische grens. Je klimt over een veldweg met mooi uitzicht op het nog net Franse dorpje Margny. In de verte wordt boven de boomtoppen de bovenkant van de kerktoren van de Abbaye d’Orval zichtbaar. Bij de staatsgrens aangekomen wandelden wij, anders dan de Transgaumaise, gewoon rechtdoor naar de op Belgisch grondgebied liggende asfalt autoweg. Op het kruispunt ga je naar links richting het Belgische dorpje Villers-devant-Orval. Na 300 meter ga je alweer naar rechts een nieuwe veldweg op. Je bent hier weer op de Transgaumaise. De officiële route is maar ietsje langer en voert door de dorpskom van Villers-devant-Orval.
– Pittoresk landschap bij Villers-devant-Orval –
De geelwitte merktekens brengen je terug op hoogte en achter je ontvouwt zich een leuk uitzicht op het in het dal verscholen Villers-devant-Orval. Bij een veldkruis – Au Christ – ga je met de Transgaumaise mee naar rechts. Het pad wordt tijdelijk smal en opnieuw kun je vaststellen dat het hier bijzonder leuk wandelen is. Uiteindelijk komt het sentier, na een bosrijk gedeelte, uit op een asfaltweg. Je vindt hier een café-restaurant. Dan is het nog een kleine kilometer wandelen naar de poorten van de prachtige, in gele steen uitgevoerde, cisterciënzer-trappistenabdij van Orval. Onderweg passeer je eerst een vijver met aan de overkant het Château d’Orval en vervolgens een tweede horecabedrijf. Het is hier meestal druk met auto’s en bussen van toeristen die een bezoek brengen aan de fraaie ruïnes van de oude abdij en aan de bijbehorende abdijwinkel, waar men onder meer het karakteristieke en overheerlijke Orval trappistenbier en fromage d’Orval kan aanschaffen. De abdij is overigens helemaal niet oud – eerste helft twintigste eeuw – want eerdere versies zijn de afgelopen eeuwen door krijgsgeweld verwoest. Veel monniken zijn er niet meer, ongeveer 16 bij onze aankomst.
– De beroemde Abbaye d’Orval blijft imponeren –
De abdij beschikt, zoals gezegd, over een kampeerterreintje in het aanpalende bos, maar echt aantrekkelijk is dat terreintje niet, zeker niet als je meer tenten bij je hebt en het onverhoopt ook nog eens regent. We deden de monniken de suggestie een beter terreintje voor rugzakwandelaars te faciliteren, maar of het daarvan ooit komt? Gelukkig mag je wel gebruik maken van toilet- en douchevoorzieningen in het op de rand van het abdijterrein gelegen ‘chalet’. Er wordt een geringe financiële vergoeding gevraagd. Zie over dit alles de fraaie website van de abdij. Overigens kregen wij, als enigszins teleurgestelde rugzakkampeerders op zoek naar een droge plek, toestemming om de nacht in het chalet door te brengen. Avondvermaak in de genoemde horeca-etablissementen, maar hou er rekening mee dat die al rond 21.00 uur hun deuren sluiten. En dan daalt de rust weer over het prachtig gelegen abdijcomplex van Orval.
Dag 4: Van Abbaye d’Orval naar Florenville (12 km)
Na het verlaten van het abdijcomplex wandel je eerst terug naar de vijver met het château, je steekt de autoweg over en je loopt langs het café-restaurant naar het bos toe, waar je gisteren vandaan kwam. Hier gaat de Transgaumaise verder door het dicht begroeide dal van het beekje de Williers. Blijkens een bord een eind verderop wordt het hier, toepasselijk, ook wel de Vallée Cistercienne genoemd. Het pad is breed, soms wat stenig, maar prima te bewandelen in mooie natuur.
Nabij de Franse grens, die je hier nog even ontmoet, is een avontuurlijk minipaadje door het struweel langs de beek ingelast. Maar al snel ben je weer terug op het ‘normale’ bospad en wandel je een tijdje precies op de grens van Frankrijk en België, maar dan wel aan de Franse kant. Uiteindelijk komt het pad uit bij een aantal visvijvers bij het mooi in het dal gelegen gehucht Chameleux. Er is hier een horecabedrijf, maar dat is op de vroege maandagochtend helaas gesloten. Op de terrasstoelen kun je echter best even pauzeren. Mogelijk deden in vroeger tijden de Romeinen, die hier over de Romeinse weg tussen Reims en Trier langs kwamen, dat ook. Iets verderop vind je nog de overblijfselen van een gallo-romeinse site uit de 1e tot 3e eeuw, voorzien van informatieborden. Het hooggelegen mooie Franse dorpje Williers laten we voor wat het is, want we verlaten hier de Transgaumaise om een eigen route te gaan volgen naar het Belgische stadje Florenville. Helaas is er geen volledig onverhard pad beschikbaar. We volgen vanaf de archeologische site het asfaltweggetje naar links, omdat dat ter plekke op een wandelwegwijzertje wordt aangeraden. Ondanks het asfalt is het hier, in opnieuw een bosrijk beekdal, weer prachtig wandelen.
– Over een geitenpad klimmen naar Florenville –
Na twee kilometer geeft een nieuw wegwijzertje aan dat we het asfalt moeten verruilen voor een leuk geitenpad, naar rechts steil de beboste heuvel op. Op de hoogvlakte aangekomen wandel je over een nog steeds aantrekkelijk wandelpaadje door weidegebied naar het nu nabije Florenville. Dat stadje, met zijn typisch Franse uitstraling, beschikt over een aardig marktplein – Place Albert – waar je zeker een geopend horecabedrijf zult vinden voor een aangename en welverdiende koffie- of Orvalbier-pauze.
– Het Belgische stadje Florenville heeft een Franse uitstraling! –
Na de pauze kun je het marktplein in noordoostelijke richting verlaten over de Rue de la Station, want daar moet je, ruim twee kilometer verderop, naar toe. Nabij een flauwe bocht naar rechts op deze N85-weg vind je aan je linkerkant een wandelpad tussen huizen in de richting van het bos. Dat pad komt uit op een T-splitsing in de bosrand. Daar ga je rechtsaf en je wandelt geruime tijd over een aangenaam en rustig bospaadje parallel aan de autoweg. In de diepte ontwaar je de camping La Rosière aan de oevers van het riviertje de Semois. Uiteindelijk komt het bospad uit op een asfaltweggetje dat je naar rechts gaand volgt. Al snel bereik je de N85 die je schuin naar rechts oversteekt om vervolgens onmiddellijk weer naar links af te slaan, op weg naar het Gare de Florenville, dat aan het einde van deze weg reeds zichtbaar is. De trein brengt je in 18 minuten weer terug naar het Gare de Virton, waar je auto’s op je staan te wachten. In het aardige centrum van Virton vind je ongetwijfeld een aardige uitspanning voor een slotlunch of iets dergelijks om de goede afloop van deze tweelanden-voettocht te vieren.
– – –
(copyright: JWE van de Poel)